ECLI:NL:TGZREIN:2013:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1240c

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:23
Datum uitspraak: 02-10-2013
Datum publicatie: 02-10-2013
Zaaknummer(s): 1240c
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster, verpleegkundige, dat zij niet adequaat heeft gereageerd op zijn hevige pijnklachten terwijl klager op de verkouver verbleef. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 2 oktober 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 mei 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde C te D

tegen:

E

verpleegkundige

werkzaam te F

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en vijf aanvullingen daarop

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- de pleitnotities overgelegd door beide gemachtigden.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 21 augustus 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. De gemachtigde van verweerster heeft pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op vrijdag 10 oktober 2008 werd klager in het ziekenhuis behandeld, nadat tijdens de maaltijd een stuk vlees was komen vast te zitten in zijn slokdarm. De behandelend KNO-arts heeft toen onder locale verdoving met behulp van een maagsonde vergeefs getracht het stuk vlees te verplaatsen, waarna klager werd aangemeld bij de OK voor een starre oesophagoscopie. Daarbij is een slijmvlieslaesie ontstaan, met enig bloedverlies. Klager is na de operatie ’s avonds naar de IC gebracht die in de avond en in de weekenden fungeert als een gewone verkouver. Op deze IC bevinden zich drie bedden en er is een team werkzaam van twee IC-verpleegkundigen, waaronder, die avond, verweerster en een SEH-verpleegkundige. De dienst van verweerster begon die avond om 22.45 uur en eindigde de volgende ochtend om 7.15 uur. Er was geen sprake van patiënttoewijzing als een patiënt de verkouver werd binnengebracht; de zorg voor de patiënten, dus ook voor klager, werd gedeeld. Ongeveer tegen 23.30 uur was klager op de IC en mocht zijn familie naar hem toe. De overdracht was mondeling geschied, in aanwezigheid van de anesthesioloog, met overhandiging van een OK-blad waarop, onder meer, de voorgeschreven pijnmedicatie was vermeld. Om 23.45 uur is aan klager de voorgeschreven pijnstilling gegeven. Kort daarna (tegen 24.00 uur) was zijn situatie volgens de verpleegkundigen, waaronder verweerster, zodanig beter dat klager weer teruggebracht kon worden naar de verpleegafdeling, hetgeen geschiedde. Rond 01.00 uur ’s nachts werden verweerster en haar collega gebeld door de verpleegafdeling dat klager, na overleg met de KNO-arts, ter observatie terugkwam naar de IC. Aan verweerster werd verteld dat klager na het wakker worden heel veel pijn had, en dat die pijn zeer hevig was geworden na het drinken van water, met uitstraling naar de rechter zijde. De tensie was lager en de hartfrequentie was gestegen. Verder werd verteld dat de KNO-arts contact had gehad met de dienstdoende anesthesist. Door de verpleegkundige van de afdeling werd medegedeeld dat de KNO-arts had gezegd dat klager niets per os mocht krijgen en pols en bloeddruk eens per uur gemeten moest worden.

Gedurende de nacht heeft verweerster regelmatig gecontroleerd; om 6.00 uur heeft zij de afgesproken pijnstilling gegeven; kort na 7.00 uur heeft zij haar dienst beëindigd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

De verwijten aan verweerster betreffen met name de eerste periode op de verkouver tot ongeveer 24.00 uur en luiden als volgt.

a. Zij heeft geen adequate reactie gehad op de helse pijnklachten en de algehele slechte toestand van klager

b. zij heeft geen contact opgenomen met de KNO-arts, die de operatie op vrijdagavond had verricht

c. zij heeft geen dienstdoende artsen of verpleegkundigen gewaarschuwd of opgeroepen die de ernstige toestand van klager nader zouden kunnen beoordelen

d. zij heeft geen actie ondernomen om een thoraxfoto te maken

e. zij heeft onvoldoende informatie ingewonnen over de achtergronden van de operatie en de pijnklachten

f. zij heeft niet geïnformeerd naar de OK-status en de reden van het ontbreken daarvan

g. zij heeft nergens op schrift melding gemaakt van haar bevindingen

h. zij heeft, concluderend, onvoldoende zorg betracht.

4. Het standpunt van verweerster

Het is gebruikelijk dat bij overdracht van de OK naar de verkouverafdeling een OK-blad wordt meegegeven, waarop de meest relevante informatie staat voor de zorg voor de patiënt. Dit blad wordt ook weer meegegeven bij overplaatsing naar de gewone afdeling. Ook in het geval van klager is dit zo gegaan. Op dit blad stond de voorgeschreven pijnmedicatie genoteerd. De wat moeizame operatieprocedure is mondeling overgedragen. Er was op dat moment geen aanleiding aanvullende informatie in te winnen. Op de verkouver is meestal sprake van pijn.

Klager werd goed wakker, de pijn werd minder na het toedienen van de pijnmedicatie en de vitale functies waren stabiel, zodat klager rond 24.00 uur kon worden teruggeplaatst naar de verpleegafdeling.

Verweerster is zelf niet bevoegd om een thoraxfoto af te spreken; er was ook geen aanleiding om daarvoor een arts op te roepen.

Verweerster is van mening dat zij heeft voldaan aan haar zorgverplichtingen.

5. De overwegingen van het college

Ad a.

De klacht spitst zich toe op de postoperatieve nazorg voor klager tijdens zijn eerste verblijf op de verkouver vanaf ongeveer 23.30 tot ongeveer 24.00 uur, toen hij terugging naar de verpleegafdeling. Verweerster was in dat tijdsbestek als verpleegkundige (mede) verantwoordelijk voor deze zorg.

Het college gaat ervan uit dat klager tijdens zijn verblijf op de verkouver erg veel pijn heeft gehad. Dit vindt ook bevestiging in het verslag dat op de verpleegafdeling is opgemaakt over de situatie bij terugkeer, tegen 24.00 uur, van klager op die afdeling. Ook staat in dat verslag dat klager erg gespannen was.

Voor het college is de gradatie van de pijn achteraf moeilijk vast te stellen. De beleving van de familie van klager, die stelt dat sprake was van exceptionele pijn, is een andere dan die van verweerster. Vast staat wel dat verweerster, ongeveer een kwartier na aankomst op de verkouver, de voorgeschreven pijnstilling heeft gegeven en dat weer ongeveer een kwartier later de situatie in de ogen van de verpleegkundigen zodanig was verbeterd dat klager terug kon naar de afdeling.

Het college kan, aan de hand van de vaststaande feiten niet komen tot het oordeel dat verweerster ter zake van de pijn te weinig zorg heeft besteed of dat de algehele conditie van klager zodanig was dat extra zorg was geïndiceerd.

Ad f.

Dit verwijt is ongegrond, nu voldoende vaststaat dat de OK-status bij de overdracht is ter hand gesteld.

Ad e.

Gelet op het ad f. overwogene is ook dit klachtonderdeel ongegrond; verweerster mocht erop vertrouwen dat in de overhandigde status voldoende informatie stond en dat eventuele, niet in de status vermelde bijzonderheden mondeling bij de overdracht zouden worden medegedeeld.

Ad b., c. en d.

Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

Op gelijke gronden als overwogen onder a. kan het college niet komen tot het oordeel dat op verweerster verdergaande zorgverplichtingen rustten dan die waaraan zij heeft voldaan.

Ad g.

De verslaglegging had uitvoeriger gekund. Het ware te verkiezen geweest dat van de binnenkomst en de toestand van klager gedurende zijn (korte) eerste verblijf op de verkouver (beter) aantekening was gehouden. Het college acht dit echter onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt, waarbij van belang is dat, althans in de visie van verweerster, niet sprake was van bijzondere feiten, die aantekening behoefden. Daarbij tekent het college aan dat niet is komen vast te staan dat klager tijdens zijn eerste verblijf op de IC op voor verweerster merkbare wijze exceptionele pijn heeft gehad.

Ad h.

Het voorgaande brengt mee dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

De slotsom moet zijn dat de klacht zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, drs. C. van Mierlo-Renia en C.E.B. Driessen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als

secretaris en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013 in aanwezigheid van de secretaris.