ECLI:NL:TGZREIN:2013:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1240b

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:22
Datum uitspraak: 26-09-2013
Datum publicatie: 26-09-2013
Zaaknummer(s): 1240b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, mdl-arts, dat hij zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de gebruiksmogelijkheden van een stent alvorens deze in de oesophagus van klager aan te brengen. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 26 september 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 mei 2012 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde C te D

tegen:

E

MDL-arts

werkzaam te F

verweerder

gemachtigde mr. C.W.M. Verberne te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en vier aanvullingen daarop

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- de brief van mr. Verberne van 9 augustus 2013 met bijlage

- de pleitnotitie overgelegd door mr. Verberne.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 21 augustus 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op vrijdag 10 oktober 2008 werd klager in het ziekenhuis behandeld, nadat tijdens de maaltijd een stuk vlees was komen vast te zitten in zijn slokdarm. De behandelend KNO-arts heeft toen onder locale verdoving met behulp van een maagsonde vergeefs getracht het stuk vlees te verplaatsen, waarna klager werd aangemeld bij de OK voor een starre oesophagoscopie. Daarbij is een slijmvlieslaesie ontstaan, met enig bloedverlies. Klager is na de operatie naar de IC gebracht om hem te bewaken, waar klager een slechte nacht heeft gehad. De volgende ochtend, 11 oktober 2008, heeft de KNO-arts een thoraxfoto laten maken, op verdenking van een slokdarmperforatie. Uit de foto bleek dat het mediastinum was verbreed en er was een klaplong links te zien. Daarop heeft de KNO-arts overlegd met de intensivist, de longarts en met verweerder. Nadat vervolgens de longarts een longpunctie had verricht en een thoraxdrain had ingebracht, heeft verweerder een zogeheten Flamingostent ingebracht tijdens de oesophagoscopie teneinde de perforatie af te dichten, onder dormicum-medicatie. Omdat zich zowel mediastinaal als in de longen een steeds meer infectieus beeld ontwikkelde, werd klager op 12 oktober overgeplaatst naar de IC, voor verdere behandeling en begeleiding.

Op 24 oktober 2008 deed verweerder een gastroscopie in algehele anesthesie waarbij bleek dat er granulatieweefsel zichtbaar was, distaal in de stent. Het lukte verweerder niet om de vastgegroeide stent endoscopisch te verwijderen. In overleg tussen verweerder en een collega van een ander ziekenhuis is besloten dat klager op 28 oktober 2008 naar dat andere ziekenhuis zou gaan, waar op 31 oktober 2008 een laparotomie is verricht en de stent via de maag is verwijderd. Daarbij werd een nieuwe stent geplaatst, die op 27 november weer is verwijderd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de gebruiksmogelijkheden van de Flamingostent. In de literatuur is omschreven dat de Flamingostent niet meer verwijderd kan worden als deze zich meer dan 50% heeft ontvouwd. Daarvan heeft verweerder zich onvoldoende rekenschap gegeven. Hij had de keuze tussen twee stents. Op de verpakking van de stent staat niet dat deze endoscopisch weer te verwijderen is. De stent staat niet geregistreerd om na enige tijd te verwijderen.

4. Het standpunt van verweerder

Een slokdarmperforatie is een ernstige levensbedreigende situatie met een mortaliteit van 12 tot 50%. Acuut ingrijpen in de vorm van het afdichten van de lekkage is dan vereist. Verweerder had de keuze uit twee beschikbare stents. Deze waren inderdaad niet geregistreerd om later weer verwijderd te worden, maar verweerder heeft de meest geschikte, te weten de stent met de breedste trechter, gekozen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat in het geval van een gecompliceerde perforatie, zoals bij klager, geen bepaald type stent superieur of inferieur is. Het is internationaal geaccepteerd dergelijke stents “off-label” te gebruiken en na een tijdje weer te verwijderen. Als in de bijsluiter wordt vermeld dat de Flamingostent niet meer verwijderd kan worden als deze voor meer dan 50% ontplooid is, heeft dit uitsluitend betrekking op de procedure bij het inbrengen van de stent. Verweerder verwijst ten slotte naar een zijn stellingen ondersteunend deskundigenrapport en naar een door hem overgelegde wetenschappelijke publicatie uit 2003.

5. De overwegingen van het college

Een slokdarmperforatie is inderdaad, zoals verweerder stelt, een levensbedreigende situatie, waarin de behandelend arts snel en adequaat dient te handelen door de lekkage zo snel en deugdelijk mogelijk te dichten.

Verweerder is daarin geslaagd door het plaatsen van een Flamingostent, waardoor een voor klager levensbedreigende situatie werd beëindigd en verdere schade door lekkage werd voorkomen.

De klacht komt in feite hierop neer dat verweerder inderhaast een onjuiste keuze heeft gemaakt door te kiezen voor de Flamingostent.

Naar het oordeel van het college is deze klacht, op de hierna volgende gronden, onterecht.

Klager heeft door het plaatsen van de Flamingostent geheel gehandeld in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de voor hem geldende professionele maatstaf. Hij heeft gehandeld zoals een bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben gedaan.

Weliswaar waren stents, zoals de Flamingostent, niet geregistreerd om later te worden verwijderd, maar deze stents waren (zijn) algemeen aanvaard als de meest adequate manier om een lekkage op een deugdelijke wijze te stoppen. Als verweerder al, zoals klager stelt, collegiaal overleg had moeten voeren voordat hij de stent plaatste, zou dit overleg, ook achteraf bezien, niet geleid kunnen hebben tot de conclusie dat de keuze van verweerder een foute keuze was geweest. Dat de stent al binnen twee weken zodanig zat vastgegroeid dat endoscopische verwijdering niet mogelijk bleek, valt zeer te betreuren, maar valt verweerder niet te verwijten.

Op grond van het bovenstaande zal de klacht als ongegrond worden afgewezen

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, dr. C. van de Heul en

dr. P.H.M.T. Olde Kalter als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders

als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2013 in aanwezigheid van de secretaris.