ECLI:NL:TGZREIN:2013:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 12195
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2013:16 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-08-2013 |
Datum publicatie: | 07-08-2013 |
Zaaknummer(s): | 12195 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt haar tandarts dat hij een wortelkanaalbehandeling niet goed heeft uitgevoerd en een noodvulling heeft aangebracht zonder het element schoongespoeld te hebben. L ezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken lopen uiteen. Wortelkanaalbehandeling lege artis. Klacht ongegrond. |
Uitspraak: 7 augustus 2013
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 november 2013 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klaagster
tegen:
C
tandarts
werkzaam en wonende te B
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek
- de brief van verweerder d.d. 11 juni 2013
- de cd-rom ontvangen van klager d.d. 19 juni 2013
- de verklaringen overgelegd door verweerder d.d. 28 juni 2013
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 28 juni 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig en hebben hun standpunten toegelicht.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
In juli 2009 heeft verweerder bij klaagster een aantal problemen geconstateerd.
Een paar daarvan zijn toen opgelost, maar verweerder heeft niet het gehele behandelplan kunnen uitvoeren. Op 3 november 2011 heeft klaagster zich gewend tot verweerder met problemen aan element 36. Er is een behandelplan opgesteld en verweerder heeft enkele behandelingen uitgevoerd, waaronder een ‘3 vlaks composiet’ bij element 36. Vanwege het feit dat klaagster nog geen tandartsverzekering had is de wortelkanaalbehandeling aan element 36 uitgesteld tot na 1 januari 2012. Nadat klaagster in december 2011 nog een paar keer bij verweerder is geweest, zijn op 9 januari 2012 op element 36 4 kanalen geprepareerd. Op 20 januari 2012 is er ‘nogmaals schoongemaakt’. Op 23 januari 2012 is de behandeling afgewerkt. Op 6 februari 2012 heeft klaagster bericht dat de kies was afgebroken en dat zij geen vertrouwen meer had in verweerder. De afspraak voor 9 februari 2012 is door klaagster afgezegd.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Naar klaagster ter zitting desgevraagd heeft verklaard, houdt de klacht het navolgende in.
1. Zij verwijt verweerder dat hij op 16 november 2011 een noodvulling heeft aangebracht op element 36 zonder dat element schoongespoeld te hebben. De vuiligheid bleef daardoor in de kanalen zitten en de ontsteking kon, doordat het element was afgesloten, zijn werk verder doen. Telkens wanneer een noodvulling werd gezet, maakte verweerder het element niet schoon. Werd de vulling opengemaakt, dan spoot het vuil er uit. Door klaagster en haar moeder is meermaals gesuggereerd het element open te laten. Klaagster zou dan steeds poetsen en spoelen.
2. Klaagster verwijt verweerder dat hij de wortelkanaalbehandeling niet goed heeft uitgevoerd. Op 6 februari 2012 brak namelijk de kies af, omdat de vulling niet goed was aangemaakt.
4. Het standpunt van verweerder
Op 3 november 2011 is opnieuw een behandelplan opgesteld. Element 36 moest endodontisch behandeld worden. Daarmee is toen een start gemaakt. Vanwege pijn en recidiverende ontstekingen is klaagster een aantal malen tussentijds behandeld tot de definitieve afspraak in januari 2012. Verweerder heeft er steeds op aangedrongen de behandeling eerder te mogen uitvoeren, maar vanwege de verzekering gaf klaagster daartoe geen toestemming.
Verweerder betwist dat hij de kies niet heeft schoongemaakt. Hij maakt de kies met vijltjes schoon en spoelt hem daarna met hypochloriet.
Reeds bij de eerste keer heeft verweerder al calciumhydroxide ingesloten.
Door het uitstel is de ontsteking naar de mening van verweerder toegenomen. Bovendien heeft klaagster met een van haar moeder verkregen boortje in de vulling gerommeld.
Verweerder is van mening dat hij de wortelkanaalbehandeling lege artis heeft uitgevoerd.
5. De overwegingen van het college
Hoewel klaagster tijdens de behandeling van de klacht lange tijd met aplomb heeft volgehouden dat verweerder de kies niet schoonmaakte alvorens een (nood)vulling aan te brengen, heeft zij uiteindelijk erkend dat bij de wortelkanaalbehandeling in januari 2012 wel vijltjes en hypochloriet zijn gebruikt.
Met betrekking tot het aanbrengen van de noodvulling op 3 november 2011 lopen de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteen.
In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klaagster in beginsel niet gegrond worden bevonden.
Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.
Het college merkt nog wel op dat het feit dat klaagster in november en december 2011 een aantal malen bij verweerder moest terugkomen, niet aan verweerder valt te verwijten. Gewacht moest immers worden op het afsluiten van een tandartsverzekering voordat de wortelkanaalbehandeling kon worden uitgevoerd.
Gelet op alle ter beschikking staande gegevens is het college van oordeel dat de wortelkanaalbehandeling lege artis is uitgevoerd.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mede dat de klacht op beide onderdelen ongegrond wordt bevonden.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, R.F. Lamp, dr. R.H. Groot en P.E. Hornman-van de Wiel als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2013 in aanwezigheid van de secretaris.