ECLI:NL:TGZREIN:2013:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1362

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2013:15
Datum uitspraak: 07-08-2013
Datum publicatie: 07-08-2013
Zaaknummer(s): 1362
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de kaakchirurg dat hij een verkeerde kies heeft getrokken, dat hij weigert om een implantaat te plaatsen en dat hij ten onrechte een consult in rekening heeft gebracht. Deels niet-ontvankelijk, omdat de dochter van de kaakchirurg de kies had getrokken. Voor het overige ongegrond.

Uitspraak: 7 augustus 2013

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 maart 2013 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde: C

tegen:

D

kaakchirurg

werkzaam te B

wonende te E

verweerder

gemachtigde mr. J.S.M. Brouwer te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de brief van de gemachtigde van verweerder d.d. 7 juni 2013

- de machtiging van klager d.d. 21 juni 2013

- het aanvullend processtuk door verweerder ter zitting overgelegd d.d. 28 juni 2013.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 28 juni 2013 behandeld. Partijen waren aanwezig bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager heeft op 12 maart 2012 de kliniek van verweerder bezocht voor een consult. Klager was verwezen door zijn eigen tandarts. Er werd een afspraak gemaakt voor extractie van de 37. Op 19 maart 2012 heeft een behandeling plaatsgevonden door mevrouw F, de dochter van verweerder die eveneens tandarts is. Mevrouw F heeft op 19 maart 2012 per abuis niet de 37 maar de 38 geëxtraheerd. Op 20 maart 2012 is alsnog de 37 geëxtraheerd.

In overleg met verweerder is voorgesteld om op kosten van de kliniek een onderkaakprothese te laten vervaardigen. Deze afspraak is bevestigd bij brief van 20 maart 2012. Op 29 maart 2012 zijn de hechtingen verwijderd. Afgesproken werd dat contact zou worden opgenomen door verweerder met de eigen tandarts van klager. Uiteindelijk is afgesproken dat verweerder een implantaat en een kroon zou plaatsen en dat de kosten voor rekening van verweerder zouden komen.

Op 30 augustus 2012 is contact opgenomen met klager voor het maken van een afspraak voor een consult. Het consult heeft op 10 september 2012 plaatsgevonden. Door verweerder is tijdens dit consult aan klager meegedeeld dat stoppen met roken een voorwaarde was voor het plaatsen van een implantaat. Het gesprek verliep dusdanig dat verweerder uiteindelijk heeft voorgesteld om de kosten van een onderkaakprothese te vergoeden.

Klager heeft in oktober 2012 een nota ontvangen voor een consult op 27 augustus 2012. Klager heeft daarop contact opgenomen met verweerder. Uiteindelijk heeft klager een brief ontvangen van verweerder waarin is opgemerkt dat het bedrag van de nota zou worden gerestitueerd en dat “de zaak was afgerond”. Op het verzoek om een rekeningnummer door te geven heeft klager niet meer gereageerd, omdat klager dacht dat verweerder met de opmerking “zaak was afgerond” bedoelde dat geen enkele aanspraak meer zou kunnen worden gemaakt. Verweerder is nog steeds bereid het bedrag van de nota te restitueren.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager is van mening dat door een fout van verweerder klager zijn laatste kies aan de onderkaak kwijt is waardoor klager niet meer normaal kan eten. Bovendien heeft verweerder volgens klager geweigerd om een implantaat te plaatsen en heeft verweerder klager ten onrechte een nota gestuurd voor een consult.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder erkent dat de verkeerde kies is getrokken maar dat hem dat niet kan worden verweten omdat dit door een collega, zijn dochter, is gedaan. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat hij heeft meegedeeld geen implantaat te kunnen plaatsen als klager niet zou stoppen met roken. Dit is besproken tijdens het consult voorafgaand aan een afspraak om daadwerkelijk over te gaan tot het plaatsen van een implantaat. Volgens verweerder is roken een contra-indicatie voor implantaten en heeft hij daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Ten slotte heeft verweerder opgemerkt dat inderdaad een nota is verzonden, maar dat dit onjuist is geweest en reeds is voorgesteld het bedrag te restitueren. Omdat geen rekeningnummer bekend was, is dat tot op heden niet gelukt.

5. De overwegingen van het college

Met betrekking tot de klacht dat de verkeerde kies is getrokken, is het college van oordeel dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht. De behandeling tot het extraheren van de 38 in plaats van de 37, is niet uitgevoerd door verweerder, maar door een collega. Dat deze collega de dochter is van verweerder doet niet af aan het feit dat zij een eigen zorgplicht heeft in het kader van de Wet BIG zodat dit verwijt niet bij een ander, in casu verweerder, kan worden neergelegd.

Betreffende de klacht dat verweerder op het laatste moment heeft geweigerd een implantaat te plaatsen, oordeelt het college als volgt. Uit hetgeen door klager en verweerder naar voren is gebracht, blijkt dat verweerder tijdens het consult voorafgaand aan het consult tot plaatsing van een implantaat, het roken van klager ter sprake heeft gebracht. Juist is dat roken een contra-indicatie is voor het plaatsen van een implantaat, zodat het college van oordeel is dat verweerder terecht het rookgedrag van klager ter sprake heeft gebracht. Uit hetgeen door partijen naar voren is gebracht , kan het college ook niet afleiden dat verweerder de plaatsing van het implantaat heeft geweigerd, maar veeleer heeft aangeraden naar een alternatieve oplossing te zoeken. Naar het oordeel van het college is dit niet in strijd met de zorgvuldigheid die van verweerder mocht worden verwacht.

Klager bestrijdt ook niet zozeer dat het rookgedrag een contra-indicatie is voor het plaatsen van een implantaat, maar is van mening dat deze problematiek al veel eerder ter sprake had moeten worden gebracht, temeer nu sprake was van het herstellen van een fout van verweerder dan wel diens collega. Het college is van oordeel dat het rookgedrag van klager en de daarmee bestaande contra-indicatie voor het plaatsen van een implantaat weliswaar eerder ter sprake had kunnen worden gebracht, maar het college oordeelt dat het tijdstip waarop deze problematiek aan de orde is gekomen, niet zodanig laat is geweest dat verweerder kan worden verweten te hebben gehandeld in strijd met de door hem in acht te nemen zorgvuldigheid. Immers, eerst nadat de wond in de mond is genezen, kan daadwerkelijk worden bepaald welke mogelijkheden van herstel van de fout er voor klager waren. Het college acht deze klacht, gelet op het vorenoverwogene, ongegrond.

Met betrekking tot de klacht dat verweerder ten onrechte een consult in rekening heeft gebracht is het college van oordeel dat verweerder heeft erkend dat de nota ten onrechte is verstuurd en meermalen heeft aangeboden het bedrag te restitueren. Het college acht de klacht daarom ongegrond bij gebreke van een belang.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door. mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, R.F. Lamp, dr. R.H. Groot en P.E. Hornman-van de Wiel als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2013 in aanwezigheid van de secretaris.