ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG2734 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/177
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG2734 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-03-2013 |
Datum publicatie: | 19-03-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012/177 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij op onzorgvuldige wijze jegens hem heeft gehandeld door de klachten van klager te wijten aan een volgens klager niet bestaand arbeidsconflict. De bedrijfsarts zou zich via zijn opdrachtgever bij zijn advisering hebben laten beïnvloeden door de leidinggevende van klager. Klacht afgewezen. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 april 2012 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a g e r,
tegen
C,
bedrijfsarts,
wonende te D,
werkzaam te E,
v e r w e e r d e r.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.
Verweerder was aanwezig. Klager was afwezig met bericht van verhindering.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klager is als kapitein werkzaam bij F te G (hierna: de werkgever).
2.2. Verweerder is als bedrijfsarts werkzaam bij H. H is als arbodienst werkzaam voor de werkgever van klager.
2.3. Op 2 februari 2012 heeft klager zich bij zijn werkgever ziek gemeld. Op of omstreeks 13 februari 2012 heeft de werkgever H verzocht om klager met spoed voor het spreekuur van de bedrijfsarts op te roepen. De werkgever heeft daarbij gemeld dat klager onenigheid heeft met zijn leidinggevende in verband met de personele bezetting op de boot, dat er een verzuimbegeleider bij klager langs is geweest, maar dat de advocaat van de werkgever vond dat een en ander niet volgens de zogenoemde STECR richtlijn (de door d e Stichting Expertisecentrum Re-integratie opgestelde STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten) was gelopen.
Omdat in de vestiging van H in B, de locatie waar klager normaliter het spreekuur van de bedrijfsarts bezoekt, op dat moment geen plaats was, is klager vervolgens opgeroepen voor het spreekuur van verweerder in E.
2.4. Op 24 februari 2012 heeft klager het spreekuur van verweerder bezocht. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder bij brief van 24 februari 2012 aan de werkgever onder meer gemeld dat klager is uitgevallen vanwege psychische problemen en gebrek aan energie, dat momenteel sprake is van ziekte en dat hij daarnaast vermoedt dat er sprake is van een arbeidsconflict. Verweerder heeft de werkgever in verband daarmee aangeraden om conform de STECR richtlijn een interventieperiode van maximaal twee weken te overwegen.
2.5. Op 8 maart 2012 heeft klager bedrijfsarts I, een collega van verweerder, op zijn spreekuur gesproken. Naar aanleiding daarvan heeft I bij brief van 8 maart 2012 aan de werkgever gemeld dat klager verzuimt om medische redenen.
2.6. Op dezelfde datum heeft klager bij H een klacht tegen verweerder ingediend.
2.7. Op 14 maart 2012 heeft de werkgever J (hierna: J) om een deskundigenoordeel met betrekking tot klager gevraagd. Bij brief van 16 april 2012 heeft J vervolgens aan de werkgever meegedeeld dat klager per 2 februari 2012 niet geschikt is te achten om zijn eigen werk te verrichten.
2.8. Op 21 maart 2012 heeft H de door klager tegen verweerder ingediende klacht ongegrond verklaard.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder heeft samengespannen met de werkgever om de ziekmelding van klager via de STECR Richtlijn om te buigen naar een niet bestaand arbeidsconflict en dat verweerder aldus zijn integriteit als arts ernstig heeft geschonden.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van het professioneel handelen van verweerder er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om de vraag of hij bij zijn beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2 De klachten van klager lenen zich voor gezamenlijk behandeling. In de kern komen die klachten er op neer dat verweerder ten onrechte op 24 februari 2012 aan de werkgever heeft gemeld dat hij vermoedt dat er tevens sprake is van een arbeidsconflict. Het verweer van verweerder komt er op neer dat klager tijdens het spreekuur op 24 februari 2012 zijn onvrede over de arbeidsomstandigheden bij de werkgever naar voren heeft gebracht en dat klager het gevoel had dat de werkgever hem weg wilde pesten. In verband daarmee en ook gelet op de door de werkgever verstrekte voorinformatie, stelt verweerder dat voldaan werd aan de definitie van een arbeidsconflict zoals omschreven in de STECR richtlijn en daarom aan de werkgever te hebben gemeld dat hij vermoedt dat er naast ziekte tevens sprake is van een arbeidsconflict.
5.3 Het college overweegt dat de hier aan de orde zijnde STECR richtlijn onder meer tot doel heeft het arbeidsverzuim te beperken en een snelle, verantwoorde en duurzame re-integratie te bevorderen. Deze richtlijn meldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“ 1.4. Definitie ‘arbeidsconflict’
Binnen een arbeidsorganisatie komt met enige regelmaat onenigheid voor. Dit is niet direct verontrustend; het kan de lucht klaren, zaken verhelderen, en impuls zijn voor verandering en tot nieuwe energie leiden. Maar wanneer is er sprake van een arbeidsconflict, zodanig dat speciale aandacht nodig is (dus in welke situatie geldt deze Werkwijzer)? Als antwoord op deze vraag hanteert de Kenniskring de volgende definitie:
“Twee individuen, één individu en een groep of twee groepen, binnen de grenzen van een arbeidsorganisatie, hebben een arbeidsconflict als tenminste één van de partijen vindt dat de andere partij haar dwarsboomt of ergert. Dit kan betrekking hebben op arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden of arbeidsvoorwaarden.”
(…)
3.3. Versnelde medische beoordeling
Conflicten kunnen een lange aanloopperiode hebben, maar ontstaan soms ook plotseling, bijvoorbeeld na een lastig gesprek tussen een werknemer en zijn leidinggevende. Wanneer in de laatste situatie een ziekmelding volgt, kan het gebeuren dat de werkgever om een versnelde medische beoordeling (‘spoedcontrole’of ‘spoedoproep’) bij de bedrijfsarts verzoekt. Het kritiekloos honoreren van zo’n verzoek vergroot de kans dat de conflictpartijen het probleem op een ander bord neerleggen en/of alle heil verwachten van een medisch oordeel. De bedrijfsarts doet er beter aan een dergelijk verzoek (telefonisch) met de werkgever te bespreken om diens verwachtingen te achterhalen. In veel gevallen is het beter dat de werkgever eerst zelf de ontstane situatie met de werknemer bespreekt. Soms kan dat ertoe leiden dat een ziekmelding wordt voorkomen of teruggedraaid. ”
5.3. In het hiervoor geciteerde gedeelte van de STECR richtlijn wordt in paragraaf 1.4. uitgegaan van de aanwezigheid van een arbeidsconflict indien één van de betrokken partijen vindt dat de ander hem of haar dwarsboomt. In dit geval heeft de werkgever bij het verzoek om klager versneld voor het spreekuur van de bedrijfsarts op te roepen, gewezen op de STECR richtlijn. Kennelijk vond de werkgever dat sprake was van een arbeidconflict zoals omschreven in de STECR richtlijn. Daarnaast heeft ook klager tijdens het spreekuurbezoek klachten over de werkgever aan verweerder geuit, waaronder dat hij het gevoel had dat de werkgever hem weg wilde pesten. Dit in samenhang bezien, is het college van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat voldaan werd aan de omschrijving van een arbeidsconflict zoals omschreven in de STECR richtlijn. Dat er sprake zou zijn van een samenspanning van verweerder met de werkgever of dat verweerder anderszins jegens klager zijn integriteit als arts ernstig zou hebben geschonden, zoals door klager gesteld, is niet aannemelijk geworden.
5.4. Wel ziet het college aanleiding om verweerder op het hiervoor tevens geciteerde gedeelte uit paragraaf 3.3. van de STECR richtlijn te wijzen. Dit omdat de benoeming van een conflict tussen een werknemer en werkgever als een arbeidsconflict in de zin van de STECR richtlijn onder meer een ontslagprocedure tot gevolg kan hebben. Enige terughoudendheid om van een arbeidsconflict te spreken is daarom naar het oordeel van het college geboden. Zo beveelt de STECR richtlijn in onderdeel 3.3. aan in situaties waarin met spoed om een versnelde medische beoordeling wordt gevraagd, zoals in dit geval, om in dergelijke situaties (telefonisch) contact met de werkgever te zoeken om het verzoek en de verwachtingen van de werkgever te achterhalen. Hier heeft verweerder dat nagelaten. Dit betekent niet dat verweerder daarmee een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, maar wel dat verweerder naar het oordeel van het college een mogelijkheid heeft laten liggen om te onderzoeken of zijn vermoeden dat er een arbeidsconflict was, juist was dan wel of de door klager over zijn werkgever geuite kritiek op een andere wijze dan via de in de STECR richtlijn genoemde instrumenten kon worden opgelost. Mogelijk had daarmee de onvrede van klager kunnen worden voorkomen, te meer nu uit het dossier niet blijkt dat ook de andere betrokken bedrijfsarts de onenigheid tussen klager en zijn werkgever als een arbeidsconflict heeft geduid. In dat verband merkt het college op dat hiermee binnen de beroepsgroep kennelijk verschillend wordt omgegaan en dat het wellicht goed zou zijn als binnen de beroepsgroep daaraan aandacht zou worden besteed.
5.5. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.
Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG
in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde en Medisch Contact
ter bekendmaking zal worden aangeboden.
Aldus gewezen op 22 januari 2013 door:
mr. M. van Walraven, voorzitter,
M. Bakker, R. Vogelenzang, P.G.J. Koch, leden-arts,
mr. C.E. Polak, lid-jurist,
mr. P.J. van Vliet, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 19 maart 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. M. van Walraven, voorzitter
w.g. P.J. van Vliet, secretaris