ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG2691 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/006TwrIII
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG2691 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-02-2013 |
Datum publicatie: | 26-02-2013 |
Zaaknummer(s): | 2011/006TwrIII |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | wraking |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent het op 26 februari 2013 binnengekomen en onder de nummers 11/006T en 11/521T en 11/522T, wrIII ingeschreven verzoek tot wraking ingediend door
A,
voorheen als tandarts werkzaam te B,
verweerder in de zaken 11/006T en 11/521T en 11/522T ,
verzoeker,
gemachtigde: C, advocaat te D,
tegen
E, voorzitter,
F, G, H, leden-tandarts,
I, lid-jurist,
van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: RTG) te Amsterdam.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- een brief van C van 12 februari 2013 waarin hij het RTG verzoekt de geplande openbare terechtzitting van 26 februari 2013 in de zaken 2011/006T en 2011/521T en 2011/522T met een half jaar aan te houden in verband met de fysieke en psychische toestand van zijn cliënt,
- een brief van 18 februari 2013 van J, plv. secretaris bij het RTG, aan C waarin mede namens de voorzitter van het RTG het verzoek tot uitstel gemotiveerd wordt afgewezen,
- een brief van K, een kantoorgenoot van C, van
22 februari 2013 met bijlagen waarin namens C het RTG opnieuw gemotiveerd om aanhouding van de openbare terechtzitting wordt verzocht,
- een brief van J van 25 februari 2013 aan C waarin mede namens de voorzitter van het RTG ook dat verzoek tot uitstel gemotiveerd wordt afgewezen en waarin wordt gemeld dat de openbare terechtzitting in voormelde zaken op 26 februari 2013 om 14.00 uur doorgang zal vinden,
- een faxbericht van 26 februari 2013 van C, binnengekomen om 10:45 uur, waarin hij namens zijn cliënt een verzoek tot wraking indient, gericht tegen bovengenoemde leden van het RTG te Amsterdam,
- een faxbericht van 26 februari 2013 van J aan C, verzonden om 11:18 uur, waarin wordt bevestigd dat telefonisch is doorgegeven dat het wrakingsverzoek op 26 februari 2013 om 14.00 uur zal worden behandeld en dat alsdan aan C en aan zijn cliënt de mogelijkheid wordt geboden het wrakingsverzoek nader toe te lichten.
Het verzoek tot wraking is behandeld op de besloten terechtzitting van 26 februari 2013. C noch zijn cliënt zijn verschenen om het verzoek nader toe te lichten. Bijzondere toegang is verleend aan klaagster, haar gemachtigde L en de heer M namens N. De bovengenoemde gewraakte leden zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld mondeling te reageren op het wrakingsverzoek. Namens hen heeft de voorzitter van het RTG laten weten dat niet in het wrakingsverzoek wordt berust. Zij geeft desgevraagd aan dat het standpunt van het RTG in deze kwestie voldoende duidelijk blijkt uit de voormelde brieven van 18 en 25 februari 2013 van J.
Na schorsing en hervatting van de behandeling is mondeling op het verzoek tot wraking beslist. De beslissing op het verzoek is uitgesproken, waarbij is meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen. Deze beslissing vormt die uitwerking. C is na afloop van de zitting telefonisch op de hoogte gebracht van de beslissing op het wrakingsverzoek en hem is gemeld dat de behandeling van de zaken 11/006T, 11/521T, 11/522T onmiddellijk zal worden voortgezet.
1. De inhoud van het wrakingsverzoek
Verzoeker legt aan zijn wrakingsverzoek, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat het RTG ten onrechte zijn uitstelverzoeken voor de openbare terechtzitting niet heeft gehonoreerd. Als gevolg daarvan is hij in zijn recht op verdediging geschaad en is er geen sprake van een eerlijk proces. Verzoeker stelt dat artikel 6 lid 3 sub b en c EVRM zijn geschonden.
2. De overwegingen van het college
Volgens vaste jurisprudentie is het instrument van wraking niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden aangewend. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien zo onbegrijpelijk zijn dat daaruit een zwaarwegende aanwijzing moet worden afgeleid voor het oordeel dat sprake is van partijdigheid van de voorzitter van het RTG die, mede namens de leden van het RTG, de betrokken beslissing heeft genomen.
Hetgeen de gemachtigde namens verzoeker schriftelijk heeft aangevoerd over de weigering om de behandeling ter zitting van het RTG ( wederom) aan te houden is daarvoor onvoldoende. De gemachtigde en/of verzoeker zijn ook, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Voor het oordeel dat het RTG bij de beoordeling van de klacht jegens verzoeker partijdig is, dan wel dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid van de leden van het RTG objectief gerechtvaardigd is bestaat geen grond.
Naar het oordeel van het college hebben verzoeker en zijn gemachtigde geen enkel rechtens te respecteren belang gehad bij indiening van het onderhavige verzoek. Mede gelet op de voorgeschiedenis van de zaak zoals blijkt uit de brieven van het RTG van 18 en 25 februari 2013 en de eerdere wrakingsverzoeken in deze zaak (waarvan het college ambtshalve kennis heeft genomen), welke als zodanig niet door verzoeker of zijn gemachtigde zijn betwist, moet het ervoor worden gehouden dat het enkele doel van het wrakingsverzoek is de voortgang van de procedure te frustreren. Dat maakt het college op uit de inhoud van de brief van de gemachtigde van 26 februari 2013. Namens verzoeker is er ook niemand verschenen om een nadere toelichting te geven op het wrakingsverzoek. Het college is daarom van oordeel dat C, in dit opzicht handelend als gemachtigde van verzoeker, misbruik maakt van de bevoegdheid om een verzoek tot wraking te doen. Het college zal daarom op voet van artikel 515 van het wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
Het college:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat de tuchtzaken 11/006T, 11/521T, 11/522T worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend,
- bepaalt dat een volgende verzoek ingediend door verzoeker en / of zijn gemachtigde tot wraking van het RTG dan wel van een lid van het RTG in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
P. Citroen en L. de Nobel, leden-beroepsgenoten, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris mr. C.G.J. Pluijgers.
w.g. F.G. Bauduin, voorzitter
w.g. C.G.J. Pluijgers, secretaris