ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG2551 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/301

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG2551
Datum uitspraak: 15-01-2013
Datum publicatie: 15-01-2013
Zaaknummer(s): 2012/301
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager is door de arts  beoordeeld in het kader van de verblijfsprocedure. De arts is werkzaam bij het Bureau Medische Advisering van de IND. Klager verwijt de arts dat haar medisch advies niet voldoet aan de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen, onder andere door klaagster niet te horen alvorens advies uit te brengen. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 20 juni 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingediende en nadien op 6 augustus 2012 aan haar doorgezonden klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

arts,

wonende te D,

werkzaam bij het Bureau Medische Advisering van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. H.C. Schutrops, advocaat te Den Haag,

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlage;

-                     het verweerschrift met de bijlagen;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door mr. O.S. Nijveld.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Klager, geboren 1 juli 1992 en afkomstig uit E, heeft bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een verzoek ex artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 gedaan om uitzetting op grond van medische redenen achterwege te laten. De IND heeft hiervoor aan het Bureau Medische Advisering (BMA) medisch advies gevraagd over klager.

2.2       Verweerster, die arts is, houdt zich onder meer bezig met het uitbrengen van adviezen in het kader van de Vreemdelingenwet 2000 in opdracht van het BMA.

2.3       Op 5 januari 2012 heeft verweerster medisch advies uitgebracht aan de IND. Op 28 februari 2012 heeft zij aanvullend medisch advies uitgebracht aan de IND.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat

a.       verweerster ten onrechte in haar (aanvullend) advies heeft vermeld dat medische behandeling voor klager in E voorhanden is;

b.      verweerster heeft nagelaten klager persoonlijk te onderzoeken;

c.       verweerster geen rekening heeft gehouden met de gevolgen die terugkeer naar E voor klager zullen hebben.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1       Het college stelt het volgende voorop. Ten tijde van het uitbrengen van het advies besliste de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel over toelating van een vreemdeling tot Nederland. Het is de taak van het BMA c.q. de arts om medisch advies uit te brengen indien de IND dat in het kader van een vreemdelingrechtelijke procedure verzoekt. De BMA arts die een zodanig advies uitbrengt in verband met een te nemen beslissing op een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel medische behandeling, begeeft zich daarmee op het gebied van de individuele gezondheidszorg.

5.2       In een tuchtprocedure als de onderhavige beoordeelt het college (slechts) of het medisch advies voldoet aan de tuchtrechtelijke standaard. Volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dient een medisch advies vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid aan de navolgende eisen te voldoen:

a. in het advies moet op heldere en consistente wijze zijn uiteengezet op welke gronden de conclusie en het advies zijn gebaseerd;

b. de in de uiteenzetting genoemde gronden moeten op hun beurt aantoonbaar voldoende steun vinden in de feiten, omstandigheden en bevindingen, vermeld in het advies;

c. de bedoelde gronden moeten de daaruit getrokken conclusie kunnen rechtvaardigen;

d. de rapportage dient zich in beginsel te beperken tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.

Het college toetst daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

5.3       Het rapport van verweerster is opgesteld aan de hand van de door de IND geformuleerde vragen binnen het kader van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat uitzetting achterwege blijft zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling (of zijn gezinsleden) niet verantwoord is te reizen. Daarop zien de persoonsgebonden vragen 1 tot en met 4 (rubriek A). De vragen 5a en 5b betreffen de zogenoemde landgebonden vragen (rubriek B).

5.4        Het college zal aan de hand van de hiervoor genoemde uitgangspunten de klacht van klager en hetgeen hij ter onderbouwing daarvan heeft aangevoerd beoordelen.

5.5       Uit het medisch advies van 5 januari 2012 blijkt dat verweerster in haar advies heeft opgenomen dat een tweetal door klager te gebruiken middelen in E voorhanden zijn en dat er eveneens een psychiater aanwezig is. In de aanvullende medische rapportage van 28 februari 2012 is daaraan toegevoegd dat er in E ook een gastroenteroloog aanwezig is.

5.6       Klager stelt dat uit door hem gedane navraag blijkt dat deze vormen van medische zorg voor hem niet daadwerkelijk beschikbaar zullen zijn, omdat deze wordt verzorgd door buitenlands hulpverleners die niet steeds aanwezig zijn en wat betreft de voorgeschreven medicijnen omdat hem de financiĆ«le middelen ontbreken om die aldaar aan te schaffen.

5.7       Het college zoekt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel aansluiting bij hetgeen is overwogen door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in haar uitspraak van 4 december jl. (LJN YG2462), welk oordeel inhoudt dat het niet de taak van de verzekeringsarts is om te onderzoeken of een in het land van herkomst bestaande behandeling ook beschikbaar of toegankelijk is. Gelet hierop faalt het eerste klachtonderdeel.

5.8       Wat betreft het tweede klachtonderdeel stelt het college vast dat door klager geen feiten of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan geoordeeld moet worden dat verweerster hem persoonlijk zou moeten onderzoeken. Er is geen reden om het oordeel van verweerster dat zij op basis van de stukken over voldoende informatie beschikte, onjuist te achten. Het tweede klachtonderdeel faalt derhalve eveneens.

5.9       Het derde klachtonderdeel houdt, kort en zakelijk weergegeven, in dat verweerster geen rekening heeft gehouden met de omstandigheden waarin klager na terugkeer in E kan komen te verkeren. Naar het oordeel van het college heeft verweerster terecht aangevoerd dat haar advies zich behoort te beperken tot die aspecten waarop de vraagstelling door de IND betrekking had, en dat hetgeen klager noemt niet daaronder begrepen is. Ook dit klachtonderdeel faalt derhalve.

5.10     Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerster ten aanzien van de ingediende klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt, zodat deze klacht zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 20 november 2012 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

M. Bakker en P.A.M. Beker, leden-arts,

mr. J.W. Rouwendal, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 15 januari 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. J.W. Rouwendal, secretaris