ECLI:NL:TGZRAMS:2013:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/203T
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2013:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-07-2013 |
Datum publicatie: | 09-07-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012/203T |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de tandarts grensoverschrijdend gedrag, door tijdens de orthodontie verrichtingen onnodig op het bovenlichaam van klaagster te leunen. Ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 10 mei 2012 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
tegen
C,
tandarts,
wonende te B,
destijds werkzaam te B,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde mr. M.J. Bos, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlage;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 14 mei 2013 behandeld.
Klaagster was afwezig zonder bericht van verhindering. Verweerder was aanwezig en werd bijgestaan door mr. Bos voornoemd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klaagster heeft zich in februari 2009 als patiënt in de tandartsenpraktijk van de dochter van verweerder ingeschreven. Verweerder is in de praktijk van zijn dochter werkzaam (geweest) als orthodontist.
2.2 Klaagster is vanaf 7 april 2010 bij verweerder onder orthodontische behandeling.
2.3 Op 18 mei 2012 heeft klaagster haar patiëntgegevens opgehaald in verband met een verhuizing.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder handtastelijk is geweest tijdens behandelingen.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
Verweerder heeft de aantijgingen van klaagster stellig betwist en aangevoerd dat hij zich niet bewust is van grensoverschrijdend gedrag en dat bij de behandelingen vrijwel altijd een assistent aanwezig is geweest.
Het college oordeelt dat in gevallen als deze, waarbij beide partijen een andere versie geven van de feiten, het vaste tuchtrechtspraak is dat wanneer de lezingen van beide partijen omtrent de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, het verwijt van klaagster op dit onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Voor nader onderzoek op dit punt is geen aanleiding, nu klaagster na het antwoord niet meer heeft gereageerd, noch schriftelijk noch op de uitnodiging voor het vooronderzoek en bovendien, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen niet is verschenen op de zitting.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.
Aldus gewezen op 14 mei 2013 door:
mr. E.A. Messer, voorzitter,
H.C. van Renswoude, E.M.J. Muller en M.M.L.F. Smulders, leden-beroepsgenoten,
mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,
mr. S.S. van Gijn, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 9 juli 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. E.A. Messer, voorzitter
w.g. S.S. van Gijn, secretaris