ECLI:NL:TGZRAMS:2013:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/514

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2013:54
Datum uitspraak: 12-11-2013
Datum publicatie: 12-11-2013
Zaaknummer(s): 2011/514
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt onder andere in dat de huisarts herhaalde malen inadequaat heeft gereageerd op haar hulpvraag en opzettelijk conflictsituaties heeft gecreëerd. Ongegrond, afwijzing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 december 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. M.C. Hoorweg-de Boer, verbonden aan de Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek met de bijlagen;

- de brief van klaagster met de bijlage, binnengekomen op 5 juni 2012;

- de correspondentie aangaande het vooronderzoek;

- de brief van klaagster met de bijlagen, binnengekomen op 19 oktober 2012;

- het proces-verbaal van het op 2 november 2012 in kader van het vooronderzoek gehouden verhoor en de daarbij gevoegde stukken;

- de brief van klaagster met de bijlagen, binnengekomen op 6 november 2012.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 17 september 2013 behandeld.

Klaagster was hierbij aanwezig. Verweerster was eveneens aanwezig en werd bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg - de Boer voornoemd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft een huisartsenpraktijk te B. Klaagster is sinds november 2002 in de praktijk van verweerster ingeschreven.

2.2 Op 28 oktober 2005 heeft klaagster telefonisch bij verweerster om een huisbezoek gevraagd in verband met bovenbuikklachten. Verweerster heeft klaagster gevraagd naar het spreekuur te komen. Klaagster is niet naar het spreekuur gegaan. Zij heeft verweerster diezelfde dag opnieuw gebeld in verband met aanhoudende klachten. Verweerster heeft klaagster aan het eind van de middag thuis bezocht. Verweerster heeft na onderzoek de werkdiagnose oesofagale reflux zonder oesofagitis gesteld en heeft aan klaagster esomeprazol voorgeschreven. Verweerster heeft het artsenlab de bloedwaarden van klaagster laten meten. Uit de uitslag van het bloedonderzoek bleek dat klaagster pancreatitis had. Klaagster is vervolgens op 30 oktober 2005 met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht.

2.3 Op 23 november 2009 is verweerster met de bij haar in dienst zijnde physician assistent bij klaagster op huisbezoek geweest in verband met hoesten, koorts en rillerigheid. Verweerster heeft na onderzoek de diagnose pneumonie gesteld en doxycycline aan klaagster voorgeschreven. Op 30 november 2009 heeft klaagster verweerster een e-mail gestuurd met het verzoek de antibiotica te verlengen. Verweerster heeft klaagster verzocht voor een consult naar de praktijk te komen. Klaagster is niet naar de praktijk gekomen. Op 3 december 2009 heeft klaagster verweerster opnieuw een email gezonden. Verweerster heeft klaagster wederom gevraagd naar de praktijk te komen.

2.4 Op 30 juni 2010 heeft klaagster de huisartsenpost gebeld in verband met pijn op de borst. Bij huisbezoek heeft de dienstdoende arts de diagnose acuut myocard infarct gesteld. De dienstdoende arts heeft daarop de ambulance gebeld. Klaagster weigerde met de ambulance naar het ziekenhuis te gaan. Verweerster heeft klaagster diezelfde dag thuis bezocht. Klaagster wilde zich niet laten behandelen. Verweerster heeft, teneinde de psychische toestand van klaagster te laten beoordelen, de crisisdienst verzocht klaagster thuis te bezoeken. De crisisdienst heeft klaagster thuis beoordeeld.

2.5 Op 1 november 2010 heeft de physician assistent in opdracht van verweerster een huisbezoek bij klaagster afgelegd in verband met klachten van pijn in de onderrug, met uitstraling naar het linker bovenbeen. De physician assistent heeft, in overleg met verweerster, na lichamelijk onderzoek, pijnstilling en fysiotherapie voorgeschreven. Op 12 november 2010 heeft klaagster de praktijk van verweerster gebeld omdat de fysiotherapeut niet was komen opdagen. Verder verzocht klaagster om een herhaalrecept. Dit recept kon bij de apotheek worden opgehaald. Op 23 november 2010 heeft klaagster telefonisch om een huisbezoek gevraagd. Verweerster heeft klaagster gevraagd naar het spreekuur te komen. Klaagster is niet naar het spreekuur gekomen.

2.6 Op 4 oktober 2011 heeft klaagster aan verweerster op de praktijk van verweerster haar verhaal, dat zij op papier had gezet, voorgedragen. In het schriftelijke relaas van klaagster staat onder meer vermeld:

(…).

Ik vind dat:

U acht mij niet hoog, u minacht mij.

U ten aanzien van mij geen beleid voert maar een bewind, dat lijkt op een dictaat.

U mijn belang niet voorop stelt waardoor ik onnodig lijdt.

U mij schade hebt toegebracht.

U niet geheid gehouden hebt wat door mij aan u werd toevertrouwd.

Deze feiten zijn gebaseerd op gebeurtenissen die ik de afgelopen jaren heb ervaren en die mijn vertrouwen in de gezondheidszorg wederom op de proef hebben gesteld en opnieuw hebben getraumatiseerd.

(…).

Mw. C, ik heb u van meet af aan geïnformeerd over mijn levensgeschiedenis en de opgelopen trauma’s in de gezondheidszorg. Ook heb ik meer dan eens aangegeven geen prijs te stellen op aanwezigheid van stagiaires tijdens consulten en/of huisbezoeken. (…).

Ik denk dat u bewust hebt aangestuurd naar deze situatie omdat u geen tegenspraak/kritiek wenst te accepteren en/of bespreekbaar te maken. Patiëntje pesten is dan de remedie om de verstandhouding goed te verzieken en is te kinderachtig voor woorden en zeer, zeer onprofessioneel. Om meerdere redenen bent u in die zin de laatste jaren een slechte huisarts voor mij geweest. (…).

2.7 Sedert 14 november 2012 staat klaagster ingeschreven in de praktijk van huisarts D te B.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster

a. adequate zorg aan klaagster heeft onthouden door niet op huisbezoek te komen als klaagster niet in staat was om zelf naar de praktijk te komen;

b. heeft geweigerd vervolgrecepten te geven;

c. het zelfbeschikkingsrecht van klaagster niet heeft gerespecteerd door de crisisdienst op haar af te sturen;

d. ongevraagd de physician assistant heeft meegenomen naar huisbezoek en een huisbezoek aan klaagster heeft laten uitvoeren door de physician assistant, dit terwijl klaagster uitdrukkelijk te kennen had gegeven geen prijs te stellen op stagiaires tijdens consulten of huisbezoeken;

e. de arts-patiënt relatie heeft opgezegd en te kennen heeft gegeven dat klaagster bij een keuze voor D verweerster mogelijk in de waarneming weer zou treffen.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het eerste en het tweede klachtonderdeel lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster op onjuiste gronden klaagster naar aanleiding van een verzoek om een huisbezoek, heeft verzocht om naar de praktijk te komen. Op 28 oktober 2005 heeft verweerster, nadat klaagster voor de tweede maal naar de praktijk belde, klaagster thuis bezocht. Niet is gebleken dat verweerster daarbij onvoldoende zorgvuldig te werk is gegaan. Verweerster heeft juist gehandeld door na lichamelijk onderzoek de bloedwaarden van klaagster door het laboratorium te laten meten. Toen bleek dat klaagster pancreatitis had, heeft verweerster ervoor zorg gedragen dat klaagster in het ziekenhuis kon worden opgenomen. Niet kan worden gezegd dat verweerster hierbij onvoldoende zorg heeft verleend. Hoewel het beter was geweest indien verweerster na dit voorval contact met klaagster had opgenomen, is de omstandigheid dat een gesprek over dit voorval pas later heeft plaatsgevonden, onvoldoende om in tuchtrechtelijke zin van verwijtbaar handelen door verweerster te kunnen spreken. Wat betreft het verzoek om een vervolgrecept inzake een antibioticum geldt dat het in lijn is met de professionele standaard om een dergelijk recept niet uit te schrijven zonder eerst de klinische toestand van de patiënt opnieuw beoordeeld te hebben. Dat verweerster op onjuiste of onzorgvuldige wijze heeft geweigerd te voldoen aan verzoek van klaagster via de telefoon of via de email om een vervolgrecept is het college niet gebleken. De eerste twee klachtonderdelen zijn ongegrond.

5.2 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel. Het college is van oordeel dat verweerster op 30 juni 2010 toen bij klaagster een acuut myocard infarct was geconstateerd en klaagster weigerde zich in het ziekenhuis te laten opnemen, redelijkerwijs kon besluiten de psychische gezondheid van klaagster door de crisisdienst te laten beoordelen. Klaagster bevond zich in een lichamelijk bedreigende situatie, waarvoor opname in het ziekenhuis was geïndiceerd. Verweerster heeft overeenkomstig de zorgvuldigheid die van een arts mag worden verwacht gehandeld door assistentie te vragen van de crisisdienst voor de beantwoording van de vraag of er sprake was onderliggend psychisch lijden, waaruit de weigering zou kunnen worden verklaard, dan wel sprake was van een weloverwogen besluit. Het derde klachtonderdeel is ongegrond.

5.3 Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel. Een physician assistent kan niet worden gelijkgesteld met een stagiaire. Een physician assistent is opgeleid om zelfstandig geneeskundige zorg te kunnen verlenen en veel voorkomende taken van artsen te kunnen overnemen. Dat klaagster aan verweerster te kennen heeft gegeven de aanwezigheid van stagiaires bij consulten of huisbezoeken niet op prijs te stellen, sluit de betrokkenheid van een physician assistent bij de door verweerster aan klaagster verleende zorg op zichzelf genomen dan ook niet uit. Aan klaagster kan worden toegegeven dat verweerster, mede gelet op haar recht op privacy, tijdig over de inzet van de physician assistent bij de behandeling met klaagster overleg moet plegen. Naar verweerster echter onweersproken ter zitting heeft gesteld heeft zij de physician assistent eerst een keer meegenomen naar een huisbezoek bij klaagster en toen, later bij klaagster geïntroduceerd en uitleg gegeven over haar taken en bevoegdheden. Op 1 november 2010 heeft de physician assistent klaagster zelfstandig, dat wil zeggen buiten aanwezigheid van verweerster, thuis bezocht. Daartegen had klaagster geen bezwaar. Hoewel het beter zou zijn geweest als verweerster haar patiënten tijdig en niet pas bij een huisbezoek had ingelicht dat voortaan een physician assistent aan haar praktijk was verbonden en wat de taken en bevoegdheden van de physician assistent behelsden, heeft verweerster niet verwijtbaar gehandeld door klaagster eerst een keer samen met de physician assistent te bezoeken, alvorens haar zelfstandig een huisbezoek bij klaagster te laten afleggen. Het vierde klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 Het vijfde klachtonderdeel. Naar het oordeel van het college is onvoldoende gebleken dat verweerster klaagster heeft belemmerd in haar recht op een vrije artsenkeuze. Dat verweerster heeft aangestuurd op een beëindiging van de arts-patiënt relatie is gezien het relaas dat klaagster op 4 oktober 2011 aan verweerster heeft voorgedragen begrijpelijk. Klaarblijkelijk waren de verhoudingen zodanig verstoord dat dit een goede behandelrelatie in de weg zou kunnen staan. Dat verweerster klaagster heeft gewezen op de omstandigheid dat bij een keuze voor huisarts D klaagster verweerster mogelijk in de waarneming weer zou kunnen tegen komen is, gezien de verstoorde verhoudingen, die het verlenen van goede zorg in de weg zouden kunnen staan, eveneens begrijpelijk. Uiteindelijk heeft klaagster zich bij de praktijk van D kunnen inschrijven. Onvoldoende is gebleken dat verweerster zich bij de overgang van klaagster van haar praktijk naar die van een andere huisarts in strijd met de zorg die van haar kan worden verlangd of anderszins verwijtbaar heeft gehandeld. Het vijfde klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

5.5 De conclusie van het voorgaande is dat verweerster ten aanzien van de ingediende klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt, zodat de klacht zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 17 september 2013 door:

mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,

dr.mr. P.H.M.T. Olde Kalter, C.M. Sonnenberg en J.C. van der Molen, leden-arts,

mr. W.A.H. Melissen, lid-jurist,

mr. P. Tanja, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 november 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

A.A.A.M. Schreuder, voorzitter

P. Tanja, secretaris

Voor mededelingen omtrent hoger beroep zie aangehecht blad.