ECLI:NL:TGZRAMS:2013:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/474

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2013:51
Datum uitspraak: 03-12-2013
Datum publicatie: 03-12-2013
Zaaknummer(s): 2012/474
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager wordt beoordeeld in het kader van de verblijfsprocedure. De arts is werkzaam bij het Bureau Medische Advisering van de IND. Klager verwijt de arts dat het medisch advies niet voldoet aan de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen. Ongegrond, afwijzing

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 november 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te 's-Gravenhage binnengekomen en vervolgens naar dit college doorgestuurde en op 24 december 2012 binnengekomen klacht van:

A,

verblijvende te B,

k l a g e r,

gemachtigde mr. L.J. Blijdorp, advocaat te Culemborg,

tegen

C,

verzekeringsarts,

wonende te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. M.F. van der Mersch, advocaat te Den Haag.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

- de pleitnota die mr. Van der Mersch ter terechtzitting van 8 oktober 2013 namens verweerster heeft overgelegd.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2013 behandeld.

Mr. Blijdorp was aanwezig. Klager is niet verschenen.

Verweerster was aanwezig en werd bijgestaan door mr. Van der Mersch.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klager, geboren juli 1974, is een staatloze, etnisch Armeense man, afkomstig uit de voormalige E, voormalige deelrepubliek F. Klager heeft in Nederland asiel aangevraagd en deze aanvraag is afgewezen. Klager is getrouwd met een Armeense ex-asielzoekster en samen hebben zij een dochter, G, thans 10 jaar, die meervoudig gehandicapt is. De asielaanvraag van de echtgenote werd aanvankelijk ook afgewezen, maar voor moeder en dochter werd uiteindelijk enkele jaren geleden een verblijfsvergunning verleend vanwege de medische situatie van G. Aan klager is op 9 september 2013 verlenging van verblijf bij familie toegekend tot 2017.

2.2 Verweerster is vanaf 2007 verbonden aan H, waar zij zich als medisch adviseur sinds 2009 bezighoudt met advisering voor het Bureau Medische Advisering (BMA) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). BMA heeft tot taak het uitbrengen van medisch advies indien de IND dit in het kader van een vreemdelingrechtelijke procedure verzoekt.

2.3 Onder meer op 17 juli 2012 heeft de IND aan BMA een medisch advies gevraagd over klager. Het advies is gevraagd in het kader van de beoordeling van de vraag of er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet 2000.

2.4 Op 18 oktober 2012 heeft verweerster medisch advies uitgebracht aan de IND. Verweerster heeft met toestemming van klager informatie opgevraagd bij I, arts in opleiding tot psychiater. Deze informatie, inhoudende een kopie van het behandelplan van klager, is op 11 augustus 2012 aan verweerster verzonden.

2.5 Verweerster heeft het niet noodzakelijk geacht om klager op te roepen voor een spreekuuronderzoek, noch om nader specialistisch onderzoek te laten verrichten.

2.6. Verweerster heeft de vragen van de IND in haar medisch advies, voor zover hier van belang, als volgt beantwoord:

“1a. Heeft betrokkene een of meer medische klachten?

Ja, betrokkene heeft medische klachten.

1b. Zo ja, wat is de aard van de klachten?

Uit de informatie verkregen van de gemachtigde behandelaar komt naar voren dat betrokkene bekend is met klachten van een paranoïde waan, bij een ernstig getraumatiseerde man, aldus de behandelaar;

Hij is onafgebroken alert, erg somber, geen interesse voor het leven en tevens heeft betrokkene last van nachtmerries, opdringende herinneringen.

De behandelaar komt tot de diagnose paranoïde waan en een chronisch depressief beeld.

Tevens zijn bij betrokkene klachten van lichamelijke pijnen, ten gevolge van marteling.

2a. Staat betrokkene voor de klachten als onder 1 bedoeld onder medische behandeling of wordt medische behandeling binnenkort gestart?

Ja, betrokkene staat onder medische behandeling.

2b. Zo ja, wat is de aard van deze behandeling, door wie wordt deze behandeling gegeven en is de behandeling van tijdelijke of blijvende aard?

Therapie:

Betrokkene staat sinds 2010 onder behandeling van deze klachten, momenteel bestaat de behandeling uit medicatie voorgeschreven door de psychiater, ondersteunende verpleegkundige contacten, psychomotore therapie, tweedaagse deeltijdbehandeling, gericht op structuur.

In principe is de behandeling van tijdelijke aard, waarbij gelet op het beloop tot nu toe en de ernst van de klachten een behandeltermijn van enkele jaren aan de orde is.

Medicatie

A. Quetiapine 300 mg

B. Temazepam 10 mg

C Oxazepam 10 mg zo nodig bij paniek.

3. Zal, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2 genoemde behandeling leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn?

Bij betrokkene is volgens de behandelaar sprake van een chronische depressie met suïcidale gestes en in het verleden 3 keer een suïcidepoging. Tevens is sprake van psychotische fenomenen in de zin van een paranoïde waan.

Gelet op de aard en de ernst van de problematiek en het beloop tot nu toe in aanmerking nemend, de suïcide pogingen in het verleden, de psychotische fenomenen en de suïcide gedachten op dit moment, is het niet uitgesloten dat indien de behandeling uitblijft, dit zal leiden tot een medische noodsituatie op de korte termijn, met toename van de psychosen en suïcidaliteit.

Indien betrokkene gaat reizen, gebeurt dit in de regel per vliegtuig, trein, auto of boot.

4a. Kan betrokkene reizen, met bovengenoemde vervoersmiddelen, met of zonder medische reisvoorwaarden? (Kunt u hierbij aangeven welke medische reisvoorwaarden bij de reis vooraf, tijdens en of direct na de reis noodzakelijk zijn?

Ja

Gezien de huidige medische inzichten acht ik betrokkene wel in staat te reizen met gangbare vervoermiddelen als boot, trein, bus, auto en vliegtuig.

Ik heb wel aanwijzingen dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk is, namelijk: begeleiding tijdens de reis door een sociaal psychiatrische verpleegkundige en overdragen aan behandelaar op de plaats van bestemming.

4b. Indien u de medische reisvoorwaarde van fysieke overdracht aan een medische instelling c.q. behandelaar voorschrijft, kunt u aangeven voor welke behandeling de fysieke overdracht noodzakelijk is?

Psychiatrische behandeling.

(..)”

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

a. de inhoud van het medisch advies voor wat betreft de ernst en omvang van de psychiatrische klachten geenszins overeenkomt met de door de behandelaar I verschafte informatie (zie hierboven onder 2.4.), waarmee de weergave door verweerster onvolledig is;

b. het belang en de noodzaak van het opbouwen van een vertrouwensband met de behandelaar en van het bestaan van een veilige behandelomgeving nergens in het medisch advies zijn terug te vinden. Zonder deze informatie mee te wegen is het advies onvolledig en onzorgvuldig;

c. het onzorgvuldig en onprofessioneel is dat verweerster voor deze zaak geen psychiatrisch expert heeft ingeschakeld;

d. verweerster niet de moeite heeft genomen om klager uit te nodigen voor het spreekuur;

e. uit het advies op geen enkele manier blijkt op welke feiten en omstandigheden de conclusie is gebaseerd dat klager kan reizen;

f. vraag 5 in het medisch advies, die ziet op de mogelijkheid van behandeling in het land van herkomst of van terugkeer, door verweerster ten onrechte niet is beantwoord, terwijl wel wordt geconstateerd dat bij het wegvallen van behandeling een acute medische noodsituatie ontstaat;

g. de door verweerster gestelde reisvoorwaarden niet voldoen, omdat niet duidelijk is wat de rol van sociaal psychiatrisch verpleegkundige zou zijn bij decompensatie van klager en niet duidelijk is of er in het land van verwijdering een behandelaar beschikbaar is aan wie klager kan worden overgedragen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college stelt voorop dat de Staatssecretaris van Justitie beslist over het verblijf van een vreemdeling in Nederland. Het is de taak van de (door BMA) ingeschakelde arts om een medisch advies uit te brengen indien de IND dat in het kader van een vreemdelingrechtelijke procedure verzoekt. De arts die een zodanig advies uitbrengt begeeft zich daarmee op het gebied van de individuele gezondheidszorg.

Volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dient een zodanig advies vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid aan de navolgende eisen te voldoen:

a. in het advies moet op heldere en consistente wijze zijn uiteengezet op welke gronden de conclusie en het advies zijn gebaseerd;

b. de in het advies uiteengezette gronden vinden aantoonbaar voldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen, vermeld in het advies;

c. de bedoelde gronden kunnen de daaruit getrokken conclusies rechtvaardigen;

d. de rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur en

e. de methode van onderzoek om tot beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen kan tot het beoogde doel leiden en de rapporteur heeft daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.

Het college toetst daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusies van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

5.2 Omtrent de klachtonderdelen overweegt het college als volgt. Klachtonderdeel a kan niet slagen. Anders dan klager meent komt het beeld dat in het medisch advies wordt geschetst over de psychiatrische klachten in grote mate wel overeen met de informatie die is verschaft door behandelaar I. Alleen de diagnose chronische postraumatische stressstoornis ontbreekt in het medisch advies. Verweerster heeft ter zitting aangegeven dat hier sprake is van een omissie. Het college acht deze omissie onvoldoende ernstig om klachtwaardig handelen aan te nemen, waarbij nog in aanmerking wordt genomen dat in het advies wel wordt vermeld dat klager een ernstig getraumatiseerde man is.

5.3 De klachtonderdelen b en f kunnen gezamenlijk worden behandeld. Voorop wordt gesteld dat niet in geschil is dat de IND de nationaliteit van klager onvoldoende heeft kunnen vaststellen. Volgens de toepasselijke bepalingen van de Vreemdelingencirculaire dient in die situatie de vraag over de mogelijkheden van behandeling in het land van herkomst niet beantwoord te worden. Niet valt in te zien waarom verweerster deze vraag dan wel zou moeten beantwoorden. Ook bestond er reeds om die reden geen aanleiding voor verweerster om in te gaan op de noodzaak van een veilige behandelomgeving of het belang van de vertrouwensband met een behandelaar. Deze klachtonderdelen falen dus.

5.4 De klachtonderdelen c en d kunnen eveneens gezamenlijk worden behandeld. De klacht dat verweerster geen psychiater als expert heeft ingeschakeld kan niet slagen. Niet is onderbouwd dat verweerster als verzekeringsarts over onvoldoende deskundigheid beschikte om de gezondheidstoestand van klager te beoordelen. De omstandigheid dat zij zelf geen psychiater is, is geen reden om aan haar deskundigheid te twijfelen. Verweerster heeft haar oordeel gebaseerd en kunnen baseren op de informatie van de behandelend psychiater en deze ook grotendeels in haar advies verwerkt. Evenmin was het noodzakelijk om bij klager een persoonlijk onderzoek te verrichten, nu verweerster beschikte over recente en uitvoerige informatie van de behandelaars over zijn gezondheidstoestand. Dit laatste betekent dat ook klachtonderdeel d geen doel treft.

5.5 Resteren nog de klachtonderdelen e en g, die ook gezamenlijk zullen worden behandeld. Op zich zelf is juist dat in het medisch advies niet, althans summier wordt onderbouwd waarom klager in staat moet worden geacht te kunnen reizen. Er wordt immers slechts verwezen naar ''de huidige medische inzichten”. Het college is van oordeel deze verwijzing weliswaar weinig informatie verschaft, maar, mede gelet op de overige inhoud van het advies, niet onbegrijpelijk is. In het advies wordt ten aanzien van het reizen wel rekening gehouden met de psychiatrische toestand van klager, nu expliciet wordt vermeld dat er tijdens de reis begeleiding moet zijn door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en dat klager op de plaats van bestemming moet worden overgedragen aan een behandelaar.

Op verweerster rust, anders dan klager meent, niet de taak de reisvoorwaarden verder uit te werken. Door het opnemen van de voorwaarde van “fysieke overdracht” heeft de Dienst Terugkeer & Vertrek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de taak het vertrek uit Nederland voor te bereiden en contact op te nemen met een behandelaar in het land van bestemming voor de overdracht. De slotsom is dat ook de klachtonderdelen e en g falen.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 8 oktober 2013 door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

M. Bakker, dr. J.D. Banga en L.M. Gualthérie van Weezel, leden-arts,

mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist,

mr. A. Tingen, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 3 december 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. E.A. Messer, voorzitter

w.g. A. Tingen, secretaris