ECLI:NL:TGZRAMS:2013:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2013/053T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2013:39
Datum uitspraak: 29-10-2013
Datum publicatie: 29-10-2013
Zaaknummer(s): 2013/053T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts dat hij bij een sinus-liftbehandeling twee implantaten op onjuiste wijze heeft geplaatst, waardoor op deze implantaten geen opbouw mogelijk was en zij bij de kaakchirurg deze implantaten weer heeft moeten laten verwijderen. Afwijzing

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 februari 2013 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde: mr. M.A. Knobben, advocaat te Deventer

tegen

C,

tandarts,

wonende te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. M. Christe, advocaat te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullend klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 3 september 2013 behandeld. Klaagster en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerder zag klaagster voor het eerst op zijn spreekuur van 24 april 2008. Klaagster miste de elementen 26 en 27 en was geïnteresseerd in implantaten. Verweerder heeft de anamnese afgenomen, gipsmodellen vervaardigd, paradontaal onderzoek door middel van een pocketstatus verricht, een orthopantomogram (OPG) en een röntgenfoto gemaakt. Klaagster bleek een tekort aan bot in de linkerbovenkaak te hebben plus een verticale uitgroei van element 37. Verweerder heeft met klaagster besproken dat de kaakholte gedeeltelijk met kunstbot opgevuld kon worden, een zogenoemde sinuslift procedure, opdat voldoende bot beschikbaar zou komen om implantaten te plaatsen. Verder is besproken dat bij het plaatsen van twee implantaten de tweede grote kies linksonder (37) door middel van een zenuwbehandeling, een stiftopbouw en een kroon behandeld moet worden. Hij heeft ook uitgelegd dat indien klaagster de kies linksonder niet zou willen laten behandelen het alternatief zou zijn te kiezen voor één implantaat of voor verwijdering van de kies (37). Voor de sinuslift en het plaatsen van twee implantaten heeft verweerder klaagster een begroting meegegeven. Klaagster heeft op 24 april 2008 het informatieformulier “Sinus Lift Procedure” voor akkoord ondertekend.

2.2 Op 19 juni 2008 heeft klaagster een door verweerder opgesteld gespreksverslag voor akkoord ondertekend. Daarin is onder meer vermeld: ‘U hebt aangegeven te willen kiezen voor de procedure met toepassing van 2 implantaten’

2.3 Op 10 en 17 juli 2008 heeft verweerder bij klaagster restauraties uitgevoerd aan andere elementen. Op laatstgenoemde dag heeft klaagster een formulier “Informed Consent (NVOI)” voor akkoord ondertekend. Daarin is onder meer vermeld: “Dat tijdens de behandeling kan blijken dat het inbrengen van een implantaat niet mogelijk is, ondanks de positieve uitslag van het vooronderzoek” en “Dat er een gering risico bestaat dat een implantaat niet goed inheelt en moet worden verwijderd.”

2.4 Op 23 december 2008 is bij klaagster de sinuslift-procedure uitgevoerd en zijn de implantaten ter plaatse van regio 26 en 27 geplaatst. Er is gekozen voor een benadering vanaf de bovenkant in plaats voor een benadering vanaf de laterale zijde. Verweerder heeft de openingen voor het plaatsen van de implantaten met piëzo-apparatuur geprepareerd, aan de hand van het boorsjabloon dat door de tandtechnicus is gemaakt op basis van de op 24 april 2008 gemaakte gipsmodellen. Nadat verweerder had vastgesteld dat het Schneider’s membraam intact was heeft hij kunstbot aangebracht en vervolgens de implantaten geplaatst. Tijdens de behandeling zijn foto’s gemaakt van het operatiegebied.

2.5 Op de controleafspraken voor twee en vier weken later is klaagster niet verschenen, op de nieuw gemaakte afspraak voor 27 januari 2009 evenmin. Op 10 februari 2009 is klaagster wel bij verweerder geweest voor controle. Verweerder zag een goede wondgenezing en vond geen bijzonderheden. Op de op die dag gemaakte röntgenfoto is tussen de twee implantaten ruimte zichtbaar.

2.6 Nadat klaagster niet was verschenen op controleafspraken op 4 juni, 22 september en 15 oktober 2009, heeft klaagster telefonisch aan de assistente van verweerder bericht dat zij zelf begin 2010 contact zou opnemen voor een nieuwe afspraak. Klaagster is echter nooit meer bij verweerder teruggeweest.

2.7 Op 21 november 2012 heeft de kaakchirurg bij klaagster de implantaten 26 en 27 verwijderd op basis van de door hem genoteerde diagnose “peri-implantitis impl 26/27, partieel in sinus maxillaris”.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

1) verweerder heeft de implantaten te dicht op elkaar geplaatst;

2) de implantaten staan in de bijholte en nauwelijks in het bot;

3) voorafgaand aan de behandeling heeft verweerder klaagster niet geïnformeerd over de omstandigheid dat voor twee implantaten geen ruimte was, noch over eventuele alternatieven.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 De klacht dat verweerder de implantaten te dicht bij elkaar heeft geplaatst, baseert klaagster op de in september 2012 door de kaakchirurg gemaakte OPG. Daarmee miskent klaagster dat een OPG weliswaar betrouwbaar is als het gaat om het weergeven van de hoogte van elementen en implantaten maar minder als het gaat om de breedte ervan. Dat de implantaten op de OPG zeer dicht bij elkaar lijken te staan, zegt daarom niets over de absolute afstand. De in de door klaagster aangehaalde literatuur aangegeven afstanden tussen implantaten zijn wel richtinggevend maar niet doorslaggevend. Waar het om gaat, is of de ruimte tussen de implantaten groot genoeg is om de implantaten van een adequate opbouw en een goed reinigbare restauratie te kunnen voorzien. Op de door verweerder tijdens de procedure gemaakte foto’s en op de röntgenfoto van 10 februari 2009 is duidelijk te zien dat dat zeer goed mogelijk is.

5.2 Het tweede klachtonderdeel gaat ervan uit dat de implantaten in 2012 voor het overgrote deel niet in bot maar in de sinus stonden. Of dat uitgangspunt helemaal terecht is, is op de röntgenfoto van 25 september 2012 niet voldoende te beoordelen, daarvoor is de afdrukkwaliteit onvoldoende. Maar ook als er op die datum inderdaad onvoldoende bot was voor implantaten, wil dat nog niet zeggen dat verweerder onjuist heeft gehandeld. Peri-implantitis en verlies van kunstbot kunnen meerdere oorzaken hebben, die niet voor rekening van de behandelaar behoeven te komen. Of de peri-implantitis en het botverlies zijn te wijten aan verweerder, kan alleen goed worden beoordeeld als alle voor deze beoordeling relevante feiten en omstandigheden bekend zijn. Echter, over klaagsters klachten, gezondheid, mogelijk medicijngebruik, mondhygiëne en over de vraag of zij rookte in de periode 2009-2012 heeft het college niets kunnen vaststellen. Uit de wel bekende gegevens valt in elk geval niet af te leiden dat verweerder op 23 december 2008 of 24 januari 2009 niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en bekwaam beroepsgenoot mocht worden verwacht.

5.3 Zoals volgt uit rubriek 5.1 van deze beslissing, berust de klacht dat verweerder klaagster had moeten informeren dat zij geen ruimte had voor twee implantaten in de linkerbovenkaak, op het onjuiste uitgangspunt dat die ruimte ontbrak. Dat verweerder klaagster niet heeft geïnformeerd over andere mogelijkheden dan het plaatsen van twee implantaten, is feitelijk onjuist. Uit de door klaagster ondertekende stukken blijkt dat zij op de hoogte was gebracht van de mogelijkheid één implantaat te laten plaatsen.

5.4 De slotsom van het voorgaande is, dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn en dat de klacht dus zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 3 september 2013 door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

H.C. van Renswoude, M.M.L.F. Smulders en B.D. Stibbe, leden-tandarts,

mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,

mr. A. Tingen, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 29 oktober 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. mr. E.A. Messer, voorzitter

w.g. mr. A. Tingen, secretaris