ECLI:NL:TGZRAMS:2013:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2013/129T
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2013:38 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-10-2013 |
Datum publicatie: | 29-10-2013 |
Zaaknummer(s): | 2013/129T |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de tandarts dat hij bij de orthodontiebehandeling van haar minderjarige dochter onzorgvuldig te werk is gegaan door een verkeerd behandelplan uit te voeren en geen informatie te verstrekken over de behandeling. Waarschuwing |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 maart 2013 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
tegen
C,
tandarts,
wonende te D,
werkzaam te B,
v e r w e e r d e r.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- de op het verzoek van het college verstrekte inlichtingen, binnengekomen op 25 juni 2013;
- de brief van verweerder binnengekomen op 12 juli 2013;
- de door het college opgevraagde inlichtingen, binnengekomen op 19 juli 2013;
- de door het college opgevraagde gebitsmodellen, binnengekomen op 8 augustus 2013.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 3 september 2013 behandeld.
Partijen waren aanwezig.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 De dochter van klaagster, E, geboren maart 2001, hierna patiënte te noemen, is op 17 februari 2010 door haar eigen tandarts verwezen naar verweerder in verband met ernstig ruimtegebrek in de boven -en onderkaak, met name in het eerste kwadrant.
2.2 Klaagster meldde zich met patiënte bij verweerder, tijdens een consult op 18 februari 2010.
2.3 Verweerder heeft van patiënte gebitsmodellen, een orthopantomogram (OPG) en een röntgen schedel profielfoto (RSP) vervaardigd en deze beoordeeld. In een ongedateerde brief aan de verwijzend tandarts heeft verweerder het volgende vermeld:
“Na mondonderzoek, analyse van modellen en verdere gegevens, kom ik tot de volgende diagnose:
-Distorelatie
-Distoocclusie 1/1 PB Rechts, 1/2 PB links
-Normaal vertikaal groeipatroon
-Propositie bovenkaak
-Retrusie bovenfront
-Ruimtegebrek 1e,3e en 4e kwadrant
-Crowding bovenfront
-Prematuur verlies 55
-Retentie 15, 33, 43
-Afwijkende eruptierichting 15
-Mediaanlijn onder naar links
-SOB 3 mm VOB 2 mm Plaquescore 50 %
De beoogde behandeling van E zal bestaan uit:
-Correctie v.d. kaak/molaarrelatie m.b.v. head gear asymmetrisch
-Extractie 63,64,74
-Herevaluatie (extr. 44, 15)
-Creeren van goede tandbogen en occlusie m.b.v. vaste app.b.o.
Een en ander zal worden besproken.(..)”
2.4 Op 29 april 2010 heeft verweerder met klaagster het door hem voorgestelde behandelplan besproken.
2.5 Op 10 juni 2010 is begonnen met de voorbehandeling door middel van het plaatsen van de headgear.
2.6 Patiënte is in de periode daarna ter controle afwisselend maandelijks of tweemaandelijks gezien.
2.7 Op 7 juli 2011 heeft verweerder voor zover van belang in het medisch dossier genoteerd: ”besproken eventueel extra 14 (..)”
2.8 Een collega heeft in de periode 1 september 2011 tot 1 december 2011 waargenomen voor verweerder die vanwege ziekte afwezig was.
2.9 Op 15 september 2011 is door deze collega bij patiënte met behulp van vaste apparatuur de dentitie opgelijnd.
2.10 Op 16 januari 2012 heeft verweerder voor zover van belang in het dossier genoteerd: “ besproken met moeder 44 extractie”
2.11 Op 14 juni 2012 is voor zover van belang in het dossier vermeld: “let op 15 erupteert palatinaal(..) moet eruit tzt”
2.12 Op 21 juni 2012 heeft klaagster contact gehad met tandarts F, in verband een second opinion.
2.13 Tijdens het consult van verweerder van 12 juli 2012 is met klaagster besproken dat de 15 moest worden verwijderd.
2.14 Op 6 september 2012 heeft het laatste orthodontische consult bij verweerder plaatsgevonden.
2.15 Op 9 november 2012 heeft klaagster patiënte op eigen verzoek uitgeschreven.
2.16 Op 11 januari 2013 is patiënte tijdens een eerste consult door tandarts F gezien. F heeft voorgesteld om de 16 te extraheren teneinde de 15 voldoende ruimte te geven.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder tekort is geschoten in de zorg die hij als redelijk bekwaam tandarts aan patiënte diende te verlenen door:
1. een verkeerd behandelplan op te stellen, althans dit op onjuiste wijze uit te voeren, waardoor de ondertanden van patiënte voor de boventanden kwamen te staan, een kies in het gehemelte is doorgekomen en de kaak smaller werd met een veranderde gezichtsvorm van patiënte tot gevolg;
2. geen, althans onvoldoende informatie te verstrekken over de behandeling.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel geldt het volgende. Op basis van de aan het college ter beschikking gestelde foto’s en gebitsmodellen kan het college de diagnose van verweerder onderschrijven. Dit geldt evenwel niet voor het door verweerder gekozen behandelplan. De behandeling met de headgear, die een jaar in beslag heeft genomen, diende naar het oordeel van het college geen doel. De headgear is immers in zijn algemeenheid geïndiceerd om ernstige voorwaartse groei van de bovenkaak af te remmen dan wel de molaren in de bovenkaak naar achteren te verplaatsen (distaleren) ten behoeve van het creëren van ruimte. Nu de RSP en de portretfoto’s geen blijk geven van ernstige prognatie van de bovenkaak en verweerder blijkens de stukken reeds bij aanvang van de behandeling de noodzaak van extractie van element 44 en 15 in de bovenkaak heeft overwogen blijft er naar het oordeel van het college in redelijkheid geen indicatie over voor het gebruik van de headgear. Het college rekent het verweerder aan dat hij patiënte nodeloos gedurende een jaar een voor haar belastende behandeling heeft laten ondergaan. Verweerder had zich hiervan als redelijk bekwaam tandarts moeten onthouden. Het college acht derhalve dit onderdeel van de klacht gegrond, met dien verstande dat niet vast is komen staan dat de headgear de problemen heeft veroorzaakt zoals door klaagster gesteld.
5.2 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel overweegt het college als volgt. Op basis van artikel 7:448 BW lag het op de weg van verweerder om klaagster als wettelijk vertegenwoordiger van patiënte voldoende in te lichten over de aard en het doel van de voorgenomen orthodontische behandeling, de te verwachten gevolgen en risico’s daarvan en de eventuele alternatieve mogelijkheden. Uit het dossier komt naar voren dat weliswaar verweerder op een aantal momenten met klaagster heeft gesproken over de behandeling, maar de aantekeningen zijn dermate summier dat niet duidelijk wordt of het behandelplan en de te verwachten gevolgen daarvan voldoende zijn besproken met klaagster. Ter zitting heeft klaagster verklaard dat zij met name was geschrokken van de palatinale doorbraak van de 15. Aantekeningen van een gesprek met klaagster hierover ontbreken en ook ter zitting is onduidelijk gebleven hoe verweerder op deze ongerustheid heeft gereageerd. Het college komt op grond van deze feiten en omstandigheden tot de slotsom dat verweerder tekort is geschoten in zijn informatieplicht jegens klaagster over de behandeling van patiënte. Het college acht derhalve ook dit klachtonderdeel gegrond.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens patiënte en klaagster had behoren te betrachten.
De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.
Aldus gewezen op 3 september 2013 door:
mr. E.A. Messer, voorzitter,
E.M.J. Muller, M.M.L.F. Smulders en B.D. Stibbe, leden-tandarts,
mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,
mr. A. Tingen, secretaris.
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 29 oktober 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. E.A. Messer, voorzitter
w.g. A. Tingen, secretaris