ECLI:NL:TGZRAMS:2013:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/075T
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2013:37 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-10-2013 |
Datum publicatie: | 29-10-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012/075T |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de tandarts dat hij op onzorgvuldige wijze een orthodontiebehandeling heeft uitgevoerd. De tandarts heeft volgens klaagster teveel kiezen getrokken waardoor te grote afstanden tussen klaagsters tanden zijn ontstaan en klaagster er niet meer representatief uitzag. Ook verwijt klaagster de tandarts dat hij verzekeringsfraude heeft gepleegd. Schorsing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 21 februari 2012 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
tegen
C,
tandarts,
werkzaam te B,
v e r w e e r d e r.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met bijlage;
- het verweerschrift;
- de door het college bij andere behandelaars opgevraagde informatie.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 3 september 2013 behandeld.
Klager was aanwezig. Klaagster was afwezig zonder bericht van verhindering.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klaagster werd sinds medio 2009 orthodontisch behandeld door verweerder met volledig vaste apparatuur. Omdat de mediaanlijn van het gebit niet overeenkwam met de mediaanlijn van het gezicht van klaagster, heeft verweerder, als oplossing, vanwege het ontbreken van twee kleine kiezen links boven en links onder (de 25 en 35), rechts boven en rechts onder twee kleine kiezen (de 14 en 44) verwijderd. Hierna is begonnen met het verschuiven van de elementen naar de juiste positie.
2.2 Op 11 november 2010 heeft D van het E klaagster gezien voor een second opinion, omdat er zeer grote ruimten waren ontstaan tussen haar tanden. In een brief aan klaagster d.d. 18 november 2010 vermeldt D onder meer het volgende: “Gezien het ontbreken van gegevens over de beginsituatie is de uitvoering van het behandelplan niet met zekerheid vast te stellen. Tijdens het consult constateerden wij een zeer ongebruikelijke tussentijdse stand van zaken met grote diastemen in het boven- en onderfront. Dit doet ernstig vermoeden dat de uitvoering van het behandelplan niet adequaat is uitgevoerd.”
2.3 Vervolgens is verweerster in behandeling gekomen bij F, orthodontist. In een brief aan het college d.d. 5 juli 2013 meldt zij onder meer het volgende: “Ik zag mevrouw A geboren 12-10-1991) voor het eerst bij mij in de praktijk op 6 december 2010. Ik constateerde bij haar een reeds in behandeling zijnde Klasse I malocclusie met het ontbreken van tweede premolaren en buitengewoon grote diastemen in de fronten. Bij haar was vaste apparatuur geplaatst op boven- en onderelementen; vermoedelijk door deze behandeling trof ik een uiterst ongebruikelijke verdeling van de gebitselementen over de tandboog aan (..). Mijn voorstel was om de orthodontische behandeling te volbrengen (voornamelijk sluiten van de open ruimtes (diastemen), waarbij ik zou proberen om te voorkomen dat de fronten niet te “recht-op” zouden komen te staan, wat negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor haar profiel. Destijds heb ik gewaarschuwd, dat wellicht hiervoor nog de hulp van een kaakchirurg zou moeten worden ingeroepen. De aanwezige open ruimtes waren namelijk erg groot. Dit laatste is gelukkig niet het geval geweest. Ik heb de orthodontische behandeling naar tevredenheid kunnen voltooien, gevolgd door het plaatsen van permanente retentie (in de vorm van plakspalken achter de front elementen).”
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:
1. klaagster onjuist heeft behandeld, waardoor zij lange tijd heeft rondgelopen met een lelijk gebit.
2. de ziektekostenverzekeraar van klaagster heeft opgelicht.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld, dat de behandeling zorgvuldig en juist is geweest en dat klaagster de behandeling niet halverwege had moeten staken maar door de zure appel heen moest bijten en had moeten denken aan het eindresultaat.
Het college onderschrijft het behandelplan van verweerder. Echter, de wijze waarop verweerder de verplaatsingen van de elementen heeft uitgevoerd, met als gevolg diverse grote diastemen in het boven- en onderfront gedurende de behandeling, is zeer ongebruikelijk en getuigt van onvoldoende kennis op het gebied van het orthodontisch verplaatsen van meerdere elementen tegelijkertijd (‘en masse’ verplaatsing). Patiënte heeft daardoor gedurende lange tijd onnodig met grote ruimten tussen de tanden moeten lopen, hetgeen voor haar zeer belastend is gebleken. Het college concludeert dat verweerder zich volstrekt onvoldoende op de hoogte heeft gesteld danwel gehouden van de (reeds lange tijd bestaande) technieken ten behoeve van het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen. Het college acht derhalve dit onderdeel van de klacht gegrond.
5.2 Wat betreft de door klaagster gestelde oplichting van haar ziektekostenverzekeraar, overweegt het college als volgt. Ter zitting heeft het college naar aanleiding van de op de patiëntenkaart van klaagster vermelde behandelingen en de daarbij geplaatste codes diverse vragen gesteld aan verweerder. Uit de beantwoording bleek dat verweerder opzettelijk allerlei niet verrichte behandelingen en onjuiste codes heeft opgevoerd. Dit was volgens verweerder gedaan in samenspraak met klaagster, omdat zij over onvoldoende financiële middelen beschikte en haar behandeling anders niet mogelijk zou zijn. Het college heeft niet kunnen vaststellen of klaagster hierin een rol heeft gehad, maar acht dat ook minder relevant omdat deze omstandigheid geen enkele rechtvaardiging vormt voor frauduleus declareren. Overigens is het voor het college nog wel de vraag welk voordeel klaagster van deze constructie precies zou hebben gehad, omdat het aantal opgevoerde verrichtingen zo groot is dat de verzekeraar deze mogelijk niet volledig zou hebben vergoed. Wat daarvan ook zij, het is evident dat een dergelijke handelwijze verweerder tuchtrechtelijk zwaar moet worden aangerekend. Dat inmiddels ook andere instanties onderzoek doen naar zijn declaratiegedrag, zoals verweerder ter zitting naar
voren heeft gebracht, doet hieraan niets af. Verder overweegt het college dat verweerder door het bewust vermelden van onjuiste behandelgegevens in de patiëntenkaart zijn dossierplicht ernstig heeft geschaad, met als gevolg dat de patiëntenkaart een onbruikbaar document is geworden.
5.3 Uit het voorgaande volgt, dat beide klachten slagen. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.
5.4 Zoals hierboven reeds is overwogen, is de orthodontische behandeling zoals door verweerder uitgevoerd zwaar onder de maat. Verweerder heeft er ter zitting geen blijk van gegeven dit in te zien. Daarnaast is sprake van een zeer brutaal geval van het benadelen van de ziektekostenverzekeraar. Op dit punt heeft verweerder wel verklaard spijt te hebben, maar deze spijt lijkt toch vooral te worden bepaald door de nadelige gevolgen die verweerder thans van zijn handelen ondervindt. Het college is van oordeel dat de verwijten te ernstig zijn om met een waarschuwing of zelfs met een berisping te kunnen volstaan. Om die reden acht het college de maatregel van schorsing van de inschrijving van verweerder in het BIG-register gedurende de periode van één maand passend en geboden. Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege schorst verweerder van de inschrijving in het BIG-register voor de periode van één maand.
Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG
in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en zal worden aangeboden aan het Nederlands Tandartsenblad (NT) en het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde (NTVT), met verzoek tot plaatsing.
Aldus gewezen op 3 september 2013 door:
mr. E.A. Messer, voorzitter,
E.M.J. Muller, M.M.L.F. Smulders en B.D. Stibbe, leden-beroepsgenoten,
mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,
mr. A. Tingen, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 29 oktober 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
E.A. Messer, voorzitter
A. Tingen, secretaris
Voor mededelingen omtrent hoger beroep zie aangehecht blad