ECLI:NL:TGZRAMS:2013:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/459
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2013:32 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-08-2013 |
Datum publicatie: | 27-08-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012/459 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de bedrijfsarts op onzorgvuldige wijze jegens hem te hebben gehandeld door onder andere zonder klagers toestemming informatie over zijn medische toestand op te vragen bij klagers huisarts. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 8 december 2012 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a g e r,
gemachtigde mr. F.B.A.M Verbeek, advocaat te Bergen aan Zee,
tegen
C,
bedrijfsarts,
wonende te D,
werkzaam te E,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde mr. Zendveldt, jurist bij Zorg&Zaan.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift met bijlagen;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.
Partijen waren aanwezig. De advocaat van klager, mr. Verbeek voornoemd, was zonder bericht afwezig. Verweerder werd bijgestaan door mr. Zendveldt voornoemd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Klager is sinds 1 augustus 2003 als monteur in dienst bij F. (hierna: F) te B.
2.2. Verweerder is als bedrijfsarts werkzaam bij G, vestiging E. G is als arbodienst werkzaam voor F. G heeft de heer H en mevrouw I (hierna: H en I) als contactpersoon van F geregistreerd. H en I zijn een echtpaar.
2.3. Klager heeft zich op 8 maart 2004 bij zijn werkgever F ziek gemeld, waarna hij zich op 11 maart 2004 op het spreekuur van verweerder heeft gemeld.
2.4. Verweerder heeft bij brief van 11 maart 2004 het volgende aan mevrouw I van F gemeld:
´(..)
Hierbij informeren wij u over ons contact d.d. 11-03-04 met (..) werknemer.
De verwachting is dat betrokkene het werk per 22-03-04 weer zou kunnen hervatten. De ziekmelding is grotendeels arbeid gerelateerd. Het advies aan werkgever en werknemer is dan ook om het gesprek aan te gaan. (..)’
2.5. Klager heeft bij (handgeschreven) brief van 19 maart 2004 het volgende aan verweerder bericht:
‘(..)
Ik ben donderdag 11 maart bij u geweest op spreekuur. Inmiddels ben ik ook bij mijn huisarts geweest. Deze vond dat ik nog 2 weken rust moest houden en over 2 weken terug moest komen voor Contr. Ik hou u verder op de hoogte. (..)
2.6. Klager heeft zich op 22 maart 2004 niet bij F gemeld. F heeft daarop besloten de loonbetaling aan klager per 22 maart 2004 stop te zetten.
2.7. Verweerder heeft voor klager een zogenoemde ‘werknemersinformatiekaart’ gebruikt waarop het volgende, voor zover hier van belang, staat vermeld:
´(..)
Naam: A
Adres:B Sofinummer:
Geb.datum: 02-1949
(..)
22-03-2004 TOGK: gesproken met de heer H.
(..)
Geadviseerd hoe om te gaan met werknemers in het algemeen indien deze niet zouden meewerken aan reintegratie.
23-03-04
tel.hr H (wkg): wil duidelijke uitspraak van BA:AG of AOG!
Tevens briefje van wn. ontvangen dd. 19-3-2004: Wn is bij huisarts geweest. Deze vond dat hij nog 2 weken rust moest nemen en over 2 weken terug moet komen.
(..)
24-03-04
TOGK: gesproken met de heer H: met terugkoppeling kon hij niets. Wil weten of hij AG is of niet.
(..)
14-04-2004 Hb
Tel overleg met collega J. Casus doorgenomen.
Besproken dat gezien de beperkingen van betrokkene hij ao beschouwd moet worden en het advies gegeven moet worden om het onderliggende conflict op te lossen. (..)’
2.8. In het dossier bevindt zich een brief van 22 maart 2004 waarin verweerder klager uitnodigt voor een spreekuur op 26 maart 2004. Tussen klager en verweerder heeft op 26 maart 2004 geen spreekuurcontact plaatsgevonden.
2.9. Verweerder heeft op 14 april 2004 een formulier ‘probleemanalyse’ ingevuld. Op dit formulier staat, voor zover hier van belang:
‘(..)
2 Voorlopige conclusie van deze probleemanalyse
(..)
De voorlopige conclusie luidt: (dreigend) langdurig verzuim of aanmerkelijk te verkorten verzuim.(..)
4 Beoordeling
(..)
ARBEIDSMOGELIJKHEDEN IN EIGEN WERK OF ANDER WERK
Op korte termijn: momenteel geen benutbare mogelijkheden.(..)
Aanbevelingen voor activiteiten en planning daarvan (…)
Voorgenomen actie(s) arbodienst: (..)
(..)
overige te weten.. inschakelen mediator (op verzoek van werkgever gezien kostenaspect(..)’
2.10. Het K heeft zich - naar aanleiding van een verzoek van klager op 18 april 2004 - een oordeel gevormd over de ongeschiktheid tot werken van klager op 8 maart 2004. Bij brief van 6 mei 2004 heeft het K aan klager bericht dat zij van oordeel is dat klager op 8 maart 2004 niet geschikt was voor het verrichten van het eigen werk.
2.11. Verweerder heeft bij brief van 17 juni 2004 het volgende, voor zover hier van belang, aan de heer H van F bericht:
´(..)
De heer A is 2 maal niet verschenen op uw uitnodiging voor een gesprek met een mediator. Hieruit kunt u de conclusie trekken dat betrokkene niet mee werkt aan zijn reïntegratie. Het K verwacht van u als werkgever dat u dit sanctioneert door het opschorten van zijn salaris. Deze sanctie heeft u inmiddels toegepast. (..)’
2.12. Per 31 december 2004 heeft verweerder de verzuimbegeleiding van klager gestaakt in verband met de beëindiging van de dienstverlening van L met de werkgever van klager.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht van klager bestrijkt twee klachtonderdelen. Klachtonderdeel 1 houdt in - zakelijk weergegeven - dat verweerder frauduleus heeft gehandeld. De in de correspondentie vermelde persoonlijke gegevens van klager zijn onjuist, het betreft onder andere zijn geboortedatum en datum indiensttreding. Daarnaast heeft verweerder, ondanks een uitdrukkelijk verbod van klager daartoe, de persoonlijke situatie van klager in het openbaar en in het bijzonder met I besproken. Klager had hem dat uitdrukkelijk verboden. In klachtonderdeel 2 verwijt klager verweerder onprofessioneel gedrag. F heeft per 22 maart 2004 de loonbetaling aan klager stopgezet. Volgens klager heeft verweerder zijn belangen niet gewaarborgd door zich er onvoldoende voor in te spannen dat het stopzetten van de loonbetaling werd voorkomen. Verweerder wist immers dat klager arbeidsongeschikt was en als gevolg daarvan niet in staat was mee te werken aan re-integratie. Verder was klager niet op de hoogte van de telefonische en schriftelijke contacten die verweerder met H en I onderhield.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het college stelt bij de beoordeling van de twee klachtonderdelen voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van het professioneel handelen van verweerder er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om de vraag of hij bij zijn beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
Klachtonderdeel 1
5.2. Verweerder bestrijdt dat hij frauduleus heeft gehandeld. Verweerder heeft de persoonlijke- en contact gegevens gebruikt zoals hij die via L heeft doorgekregen van F. Zowel I als H stonden als contactpersoon voor F gemeld. Verweerder heeft op de administratieve verwerking geen zicht en dat valt hem dan ook niet te verwijten, aldus verweerder.
5.3. Voor de stelling van klager dat verweerder opzettelijk fraudeleus heeft gehandeld, zijn geen aanknopingspunten in het dossier te vinden. Uit de stukken blijkt niet dat het administratieve proces bij L op een onjuiste wijze is verlopen. De persoonlijke gegevens van klager en de contactgegevens zijn immers door F aan L verstrekt en door L administratief verwerkt. Dat die gegevens niet juist waren, is slordig maar daarvan kan verweerder geen verwijt worden gemaakt. Op dat proces heeft verweerder namelijk geen directe invloed. Dit klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel 2
5.4. Uitgangspunt bij de beoordeling van klachtonderdeel 2 is dat het de taak van de bedrijfsarts is vast te stellen of en in hoeverre de ziek gemelde werknemer daadwerkelijk ziek is. Het is niet de bedrijfsarts die bepaalt of en in hoeverre de werkgever gehouden is het loon door te betalen en of op die loonbetalingsverplichting de Ziektewet van toepassing is.
5.5. Het college is van oordeel dat verweerder de op hem rustende zorgplicht jegens klager onvoldoende is nagekomen. Verweerder heeft vanaf het eerste contact met klager op 11 maart 2004 ingezien dat sprake was van een (dreigend) arbeidsconflict tussen klager en F en dat dat (mede)oorzaak was van het uitvallen van klager, maar hij heeft op die gedachte onvoldoende geacteerd. Verweerder had klager per 22 maart 2004 weer arbeidsgeschikt verklaard. Het briefje van klager van 19 maart 2004 en het feit dat klager vervolgens op 26 maart 2004 niet op het spreekuur verscheen, hadden voor verweerder aanleiding moeten zijn contact op te nemen met klager om over zijn situatie te spreken. Ook toen verweerder klager op 14 april 2004 wederom arbeidsongeschikt had verklaard, heeft hij nagelaten de achterliggende werkproblematiek bespreekbaar te maken met zowel klager als F en actiever bij te dragen aan een oplossing van het geschil tussen hen. Als bedrijfsarts had dat wel op zijn weg gelegen nu oplossing van het conflict had kunnen bijdragen aan het herstel van klager. Weliswaar is juist dat verweerder klager en F heeft geadviseerd het gesprek aan te gaan en dat zijn collega, M, hen op het spoor van de mediation heeft gezet, maar dat acht het college niet afdoende. Een en ander klemt te meer nu verweerder ervan op de hoogte was dat F de loondoorbetaling aan klager reeds in maart had stopgezet en klager maandenlang verstoken is gebleven van inkomsten.
5.6. Verweerder heeft verder de belangen van klager onvoldoende gewaarborgd door alleen F en niet klager te informeren over zijn bevindingen ten aanzien van de arbeidsge- dan wel ongeschiktheid van klager en zijn visie daaromtrent. Klager is daardoor in het conflict met zijn werkgever op een achterstand gezet. Dat het in 2004 voor een bedrijfsarts niet gebruikelijk was de met de werkgever gewisselde informatie met een werknemer te delen, kan verweerder niet baten. Verweerder had zich gezien de oorzaak van het uitvallen van klager en de achterliggende problematiek moeten realiseren dat informatiedeling aan alle partijen in dit geval geboden was. In het licht van voormeld uitgangspunt (r.o. 5.4) had verweerder zich bovendien dienen te onthouden van het sturen van de brief van 17 juni 2004 (zie 2.11). Zoals verweerder ook heeft erkend, draagt het sturen van een dergelijke brief niet bij aan een oplossing. Verweerder heeft daarbij ook de gevoeligheden die tussen mevrouw I en klager speelden onvoldoende opgemerkt.
5.7. De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdeel 2 gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten. Het college acht de oplegging van de maatregel waarschuwing passend, te meer nu verweerder inzicht heeft getoond in de door hem gemaakte fouten.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.
Aldus gewezen op 2 juli 2013 door:
mr. M. van Walraven, voorzitter,
R. Vogelenzang, M. Bakker en dr. J.D. Banga, leden-arts,
mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,
mr. C.G.J. Pluijgers, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 27 augustus 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. M. van Walraven, voorzitter
w.g. C.G.J. Pluijgers, secretaris