ECLI:NL:TGZRAMS:2013:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/180
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2013:18 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-08-2013 |
Datum publicatie: | 06-08-2013 |
Zaaknummer(s): | 2012/180 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de huisarts dat hij een geneeskundige verklaring inhoudende een arbeidsongeschiktheidsverklaring heeft afgelegd. Een dergelijke verklaring behoort volgens klaagster niet tot zijn deskundigheidsgebied. De huisarts heeft met het verstrekken van deze verklaring klaagster benadeeld, aangezien zij in een echtscheidingsprocedure is verwikkeld en de verklaring invloed heeft gehad op de toekenning van kinderalimentatie. Waarschuwing |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 1 mei 2012 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
gemachtigde mr. P.P.A. van der Meer, verbonden aan Stichting Univé Rechtshulp te Assen,
tegen
C,
huisarts,
wonende en werkzaam te B,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde mr. L. Beij, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift;
- de repliek;
- de dupliek;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare behandeld op 11 juni 2013. Partijen waren aanwezig. Klaagster werd bijgestaan door
mr. P.P.A. van der Meer, verbonden aan Stichting Univé Rechtshulp te Assen en verweerder door mr. Beij voornoemd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Verweerder is eind 2011 door de huisarts van de heer D, de ex-partner van klaagster en vader van haar twee kinderen, telefonisch benaderd om de fysieke en geestelijke gesteldheid van de heer D te beoordelen, zulks in het kader van een mogelijke arbeidsongeschiktheid.
2.2 Verweerder heeft hierop de heer D op 27 december gesproken. Daarnaast heeft verweerder contact gehad met de huisarts teneinde nadere informatie in te winnen en reeds ontvangen informatie te verifiëren.
2.3 Bij brief van 11 januari 2012 heeft verweerder een verklaring opgemaakt, gericht aan de advocaat van de heer D In deze verklaring schrijft verweerder dat hij de heer D fysiek in staat acht om te werken, maar dat hij hem arbeidsongeschikt acht nu de heer D onder grote psychische druk staat. Voorts schrijft verweerder dat hij een herbeoordeling nodig acht indien de situatie van de heer D verbetert.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ten onrechte en zonder voldoende onderzoek een arbeidsongeschiktheidsverklaring heeft afgegeven.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder stelt dat hij zorgvuldiger te werk had moeten gaan. Hij is geen arbeidsdeskundige en realiseert zich dat hij geen uitlatingen kan doen over een mogelijke arbeidsongeschiktheid van een derde.
5. De overwegingen van het college
5.1 Ter toetsing staat of verweerder bij of door het opstellen van de brief van 11 januari 2012, buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is getreden. Het college overweegt daartoe als volgt.
5.2 Voorop wordt gesteld dat de brief/verklaring zoals die door verweerder is geschreven gezien moet worden als een arbeidsongeschiktheidverklaring. Daarvoor is redengevend de uitlating van verweerder over de onmogelijkheid tot werken door de grote psychische druk en het advies om de arbeidsgeschiktheid opnieuw te beoordelen bij verbetering van de situatie voor de heer D.
Naar vaste jurisprudentie moet zo een verklaring voldoen aan de volgende criteria:
a. in de verklaring wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van de verklaring steunen;
b. de gronden vinden aantoonbaar steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen vermeld in de verklaring;
c. die gronden kunnen de daaruit getrokken conclusies rechtvaardigen;
d. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheidsgebied;
e. de methode van onderzoek teneinde tot de beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen kon tot het beoogde doel leiden, dan wel de rapporteur heeft daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.
Een en ander in aanmerking genomen stelt het college ten eerste vast dat niet is voldaan aan de voorwaarde onder d; verweerder is huisarts en bezat dus niet de deskundigheid om een oordeel te geven over de mogelijke arbeidsongeschiktheid van de heer D, die niet zijn patiënt was. Verweerder had slechts mogen constateren dat de heer D problemen had die mogelijk tot een verminderde belastbaarheid zouden kunnen leiden. Daarbij geldt wel dat verweerder ook deze conclusie zou hebben moeten staven met gedegen onderzoek en informatie van behandelaars. Het college stelt vast dat het ook op dit punt aan zorgvuldigheid heeft ontbroken. Verweerder was immers onvoldoende bekend met de medische voorgeschiedenis van de heer D en heeft verzuimd daartoe nadere medische informatie in te winnen (anders dan bij de eigen huisarts). Dit betekent dat ook aan de overige vereisten van een zorgvuldige verklaring niet is voldaan. Een en ander klemt te meer nu het verweerder bekend was of had moeten zijn dat de verklaring gebruikt zou worden in een rechtszaak met mogelijk verstrekkende gevolgen voor de bij die zaak betrokken personen (klaagster, haar kinderen).
5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.
De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal de beslissing, zodra zij onherroepelijk is, op na te melden wijze worden bekendgemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.
Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften Medisch Contact en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht ter bekendmaking zal worden aangeboden.
Aldus gewezen op 11 juni 2013 door:
mr. M. van Walraven, voorzitter,
B. van Ramshorst, J.C. van der Molen en J.H.J. Klaver, leden-arts,
mr. R.P. Wijne, lid-jurist,
mr. P. Tanja, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 6 augustus 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. M. van Walraven, voorzitter
w.g. P. Tanja, secretaris