ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2861 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.143

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2861
Datum uitspraak: 23-04-2013
Datum publicatie: 23-04-2013
Zaaknummer(s): c2012.143
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster kwam als nieuwe patiënte met klachten in de praktijk waar verweerder als tandarts werkzaam is. Klaagster is in eerste instantie door een collega (C2012.142) behandeld. Verweerder heeft een door die collega ingezette behandeling aan één van de gebitsonderdelen afgemaakt. Klaagster verwijt verweerder dat hij nodeloos een kies heeft getrokken wetende dat er sprake was van neuralgie, terwijl verweerder geen raad wist met de bijwerkingen bij de verdovingen. Bovendien ontstonden er hevige bloedingen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het hoger beroep van klaagster verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.143 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam en wonende te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans, als jurist werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 2 maart 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

5  maart 2012, onder nummer 1143b, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.142 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 maart 2013, waar zijn verschenen klaagster en de tandarts. De tandarts werd bijgestaan door

mr. J.C.C. Leemans. Klaagster heeft E., tandarts-endodontoloog, als deskundige doen horen. 

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift

-                     het verweerschrift en een aanvulling daarop

-                     de repliek en een aanvulling daarop

-                     de dupliek

-                     de brief met bijlagen van klaagster ontvangen op 23 december 2011

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld zonder verder onderzoek in raadkamer een eindbeslissing te geven.

De zaak is op 20 januari 2012 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is patiënte geweest van de praktijk waarin verweerder werkzaam is.

Een collega in de praktijk van verweerder zag klaagster voor het eerst op 13 juni 2008.

Na onderzoek, waaruit de collega vaststelde dat de 25 percussiegevoelig was en de randaansluiting van de onlay te wensen overliet, stelde deze een zenuwbehandeling van de 25 voor. Deze behandeling door de collega vond plaats op 30 september 2008. Op 13 november 2008 en 3 december 2008 plaatste de collega een kroon op het element. Op 7 en 23 januari 2009 voorzag de collega de 24 en 26 van een nieuwe kroon. Op 6 maart 2009 kwam klaagster met klachten aan het linker aangezicht, waarvoor de collega haar verwees.

Op 27 maart 2009 meldde klaagster zich met pijnklachten aan de 16 bij de collega. Deze besloot tot een endostart van de 16. Afgesproken werd dat verweerder deze behandeling zou afmaken. Verweerder heeft dat gedaan, in meerdere sessies. Op

12 mei volgde desgevraagd een verwijzing naar de neuroloog. Die kon geen verklaring voor de klachten vinden. Besloten werd klaagster te presenteren bij de endodontoloog. Deze liet op 9 juli 2009 weten om, bij aanhouding van de klachten, extractie van de 16 en de 25 te overwegen. Op 26 augustus 2009 vroeg klaagster om haar gegevens voor te leggen aan een MKA-chirurg. Klaagster toonde zich niet tevreden en kon zich vervolgens niet vinden in het voorstel om een bezoek te brengen aan de F..

In overleg met klaagster ging de collega van verweerder op 12 oktober 2009 over tot extractie van de 25 en op 21 oktober 2009 heeft verweerder de extractie van de 16 verricht. Na een bezoek aan en in overleg met de kaakchirurg werd klaagster verwezen naar de allergoloog.

Op 12 maart 2010 wendde klaagster zich tot de collega van verweerder met verzoek tot verwijdering van de kronen. Deze heeft aan dat verzoek niet voldaan, waarna klaagster op 15 maart 2010 de praktijk heeft verlaten

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Verweerder heeft nodeloos een kies (de 16) getrokken, wetende, zoals verweerder schreef in een brief aan de Universiteit G., dat sprake was van neuralgie; hij wist geen raad met bijwerkingen bij de verdovingen en er ontstonden hevige bloedingen.

4. Het standpunt van verweerder

Er was sprake van een zeer moeizame en complexe wortelkanaalbehandeling aan de 16. Het was nodig aan de 16 meerdere zenuwbehandelingen te wijden. Verweerder heeft klaagster vervolgens verwezen naar de endodontoloog, waarbij hij heeft aangegeven dat er geen duidelijke oorzaak was voor de pijnklachten. Voorgesteld is om alle disciplines bijeen te laten komen om de oorzaak te achterhalen. Op aandringen van klaagster heeft verweerder de kies getrokken. Van hevige bloedingen is geen sprake geweest. De verwijsbrief naar de Universiteit G., die verweerder voorafgaande aan de extractie wilde versturen,  is nooit verzonden omdat klaagster uitdrukkelijk extractie wenste. De datum op de overgelegde kopie van deze brief is de datum van de uitdraai. Het element is uiteindelijk geëxtraheerd.

5. De overwegingen van het college

Niet is gebleken dat de wortelkanaalbehandeling, zoals door verweerder uitgevoerd, de toets der kritiek niet kan doorstaan. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld door diverse aanvullende onderzoeken naar de oorzaak van de pijnklachten te doen verrichten door diverse specialisten, helaas zonder dat een oorzaak duidelijk werd. Daarom getuigde het van voorzichtigheid om voor te stellen een advies aan de Universiteit van G. te vragen, waartoe verweerder een concept voor een brief heeft geschreven, waarin hij schrijft dat hij vooral neigt naar neuralgie en dat extractie geen oplossing lijkt.

Voor het college is, hoewel zulks niet is neergelegd in het dossier toch, als onweersproken door verweerder gesteld, voldoende komen vast te staan dat klaagster dit voorstel niet wenste te volgen maar (als oplossing van haar pijnklachten) een extractie van de 16 wenste. In een dergelijk geval is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar om een dergelijke wens te honoreren.

Dat verweerder overigens tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld is niet gebleken.

Het college is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.”

2.2. Het Regionaal Tuchtcollege heeft in een rectificatiebeslissing van 26 maart 2012 bepaald dat in de beslissing van 5 maart 2012 onder het kopje ‘Het verloop van de procedure’ aan de opsomming van de processtukken wordt toegevoegd ‘het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek’ en dat de zin ‘Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.’ komt te vervallen.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1. Het hoger beroep van klaagster strekt er toe de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen.

4.2. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. R. Veldhuisen en

mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof.dr. A. Vissink, leden-beroepsgenoten en mr.drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2013.                                    Voorzitter   w.g.                                   Secretaris  w.g.