ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2860 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.142

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2860
Datum uitspraak: 23-04-2013
Datum publicatie: 23-04-2013
Zaaknummer(s): c2012.142
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster kwam als nieuwe patiënte met klachten in de praktijk waar verweerder als tandarts werkzaam is. Er heeft een uitgebreide behandeling plaatsgevonden waarbij verweerder verschillende kronen heeft geplaatst. Klaagster had verschillende klachten en heeft verweerder tenslotte verzocht de kronen te verwijderen. Dat heeft verweerder geweigerd waarna klaagster de praktijk van verweerder heeft verlaten. Klaagster verwijt verweerder dat: 1. Er te weinig onderzoek heeft plaatsgevonden en er te snel en verkeerd is ingegrepen; 2. Hij niet heeft ingezien dat er sprake was van onderliggende problematiek; 3. Hij met geweld de onlay afgeslagen heeft; en voorts dat hij: 4. geen goede anamnese heeft verricht, 5. klemgedrag heeft genegeerd, 6. klaagster halverwege een behandeling heeft doorverwezen naar een collega (C2012.143), 7. nodeloos een kies heeft getrokken en 8. twee tanden heeft beschadigd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het hoger beroep van klaagster verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.142 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam en wonende te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans, als jurist werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 2 maart 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

5 maart 2012 , onder nummer 1143a, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.143 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 maart 2013, waar zijn verschenen klaagster en de tandarts. De tandarts werd bijgestaan door

mr. J.C.C. Leemans. Klaagster heeft E., tandarts-endodontoloog, als deskundige doen horen. 

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift

-                     het verweerschrift en een aanvulling daarop

-                     de repliek en een aanvulling daarop

-                     de dupliek

-                     de brief met bijlagen van klaagster ontvangen op 23 december 2011

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De secretaris heeft op grond van het bepaalde in art. 66 lid 4 Wet BIG voorgesteld zonder verder onderzoek in raadkamer een eindbeslissing te geven.

De zaak is op 20 januari 2012 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is patiënte geweest van de praktijk waarin verweerder werkzaam is.

Verweerder zag klaagster voor het eerst op 13 juni 2008. Na onderzoek, waaruit verweerder vaststelde dat de 25 percussiegevoelig was en de randaansluiting van de onlay te wensen overliet, stelde verweerder een zenuwbehandeling van de 25 voor. Deze behandeling vond plaats op 30 september 2008. Op 13 november 2008 en

3 december 2008 plaatste verweerder een kroon op het element. Op 7 en 23 januari 2009 voorzag verweerder de 24 en 26 van een nieuwe kroon. Op 6 maart 2009 kwam klaagster met klachten aan het linker aangezicht, waarvoor verweerder haar verwees. Op

27 maart 2009 meldde klaagster zich met pijnklachten aan de 16. Verweerder besloot tot een endostart van de 16. Afgesproken werd dat de collega van verweerder deze behandeling zou afmaken. Op 4 mei 2009 verwees verweerder klaagster naar de kaakchirurg voor beoordeling van de 25, waaraan zij klachten was blijven houden. Op

5 mei 2009 liet deze weten dat hij op de scan geen aanwijzingen zag voor een apicale ontsteking. Op 12 mei 2009 volgde desgevraagd een verwijzing naar de neuroloog. Die kon geen verklaring voor de klachten vinden. Besloten werd klaagster te presenteren bij de endodontoloog. Deze liet op 9 juli 2009 weten om, bij aanhouding van de klachten, extractie van de 16 en de 25 te overwegen. Op 26 augustus 2009 vroeg klaagster om haar gegevens voor te leggen aan een MKA-chirurg. Klaagster toonde zich niet tevreden en kon zich vervolgens niet vinden in het voorstel om een bezoek te brengen aan de F..

In overleg met klaagster ging verweerder op 12 oktober 2009 over tot extractie van de 25 en op 21 oktober 2009 heeft de collega de extractie van de 16 verricht. Na een bezoek aan en in overleg met de kaakchirurg werd klaagster verwezen naar de allergoloog. Op 12 maart 2010 wendde klaagster zich tot verweerder met verzoek tot verwijdering van de kronen. Verweerder heeft aan dat verzoek niet voldaan, waarna klaagster op 15 maart 2010 de praktijk heeft verlaten

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht komt erop neer dat te weinig onderzoek heeft plaatsgevonden, er te snel en verkeerd is ingegrepen.

Klaagster kwam nieuw in de praktijk wegens klachten aan de 24. Zij heeft gezegd dat zij problemen had bij verdoven en dat ze last had van allergieën. Verweerder heeft geen driesporenanamnese afgenomen. Klaagster had last van klemmen, knarsen en forse slijtage en droeg een plint. Verweerder had moeten begrijpen dat sprake was van onderliggende problematiek. Verweerder heeft met veel geweld de onlay afgeslagen, terwijl de tanden linksboven supergevoelig waren. Dat zijn middeleeuwse praktijken. Verweerder heeft geen goede anamnese verricht, heeft klemgedrag genegeerd, heeft klaagster halverwege een behandeling verwezen naar een collega, heeft nodeloos een kies getrokken en heeft twee tanden beschadigd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft een anamnese verricht; van klemgedrag is hem niet gebleken. De overname van een zenuwbehandeling naar een collega heeft in overleg met klaagster plaatsgevonden.

Kiezen zijn getrokken wegens de aanhoudende pijnklachten en op uitdrukkelijke wens van klaagster. Het plaatsen van kronen op de 24 en 26 is op correcte wijze gebeurd. Het was nodig aan de 16 meerdere zenuwbehandelingen te wijden. Het element is uiteindelijk geëxtraheerd.

5. De overwegingen van het college

Klaagster is met (ook achteraf) moeilijk te verklaren pijnklachten bij verweerder in de praktijk gekomen. Verweerder heeft er naar het oordeel van het college alles aan gedaan om deze klachten op te lossen. Hij heeft, telkens als hij de oplossing niet voorhanden had, klaagster verwezen naar specialisten. Voor het college is niet komen vast te staan dat verweerder op het gebied van anamnese, onderzoek of uitvoering van de behandelingen is tekortgeschoten, mede omdat het college niet mag uitgaan van feitelijke stellingen van klaagster, die door verweerder worden bestreden en waarvoor geen bewijzen aanwezig zijn. Weliswaar verwijst klaagster ter onderbouwing van haar klachten diverse malen naar de mening van een door haar geraadpleegde deskundige, maar van deze mening is geen enkele schriftelijke ondersteuning aanwezig. Voorts is niet gebleken dat de specialisten naar wie verweerder klaagster heeft verwezen van mening waren dat de aanpak van verweerder niet juist was, laat staan klachtwaardig. Dat, achteraf, de klachten na de verweten extractie zijn blijven voortduren, maakt het besluit tot extraheren nog niet verwijtbaar, zeker niet nu de extractie, naar als onweersproken is komen vast te staan, op verzoek van klaagster heeft plaatsgevonden.

Het college is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.”

2.2. Het Regionaal Tuchtcollege heeft in een rectificatiebeslissing van 26 maart 2012 bepaald dat in de beslissing van 5 maart 2012 onder het kopje ‘Het verloop van de procedure’ aan de opsomming van de processtukken wordt toegevoegd ‘het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek’ en dat de zin ‘Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.’ komt te vervallen.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1. Het hoger beroep van klaagster strekt er toe de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen.

4.2. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. R. Veldhuisen en

mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof.dr. A. Vissink, leden-beroepsgenoten en mr.drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2013.                                    Voorzitter   w.g.                                   Secretaris  w.g.