ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2805 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.398

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2805
Datum uitspraak: 04-04-2013
Datum publicatie: 04-04-2013
Zaaknummer(s): c2012.398
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verzekeringsarts. De klacht heeft betrekking op twee door verweerder uitgevoerde herbeoordelingen in het kader van de aan klager toegekende WAO-uitkering. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het hoger beroep van klager wordt verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.398 van:

A., wonende te B., C., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

G., verzekeringsarts, werkzaam te E., verweerder in beide er.g.instanties, gemachtigde: mr. A.C. Arora-Nubé, verbonden aan het UWV te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 30 juli 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen G. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 juni 2012, onder nummer 11/230 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.397 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 maart 2013, waar zijn verschenen de arts, bijgestaan door mr. Arora-Nubé voornoemd. Klager heeft het Centraal Tuchtcollege bij brief van 7 januari 2013 op voorhand laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Mr. Arora-Nubé heeft de standpunten van de arts toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klager is op 10 maart 1998 arbeidsongeschikt geworden met psychische klachten. Met ingang van 9 maart 1999 is klager door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

2.2 In 2003 is klager naar C. geëmigreerd.

2.3. In 2004 is klager in het kader van het aangepast Schattingsbesluit door het UWV herbeoordeeld. Bij besluit van 5 mei 2004 is klager door het UWV voor de WAO ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 55-65%. Klager is tegen dat een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 9 september 2004 heeft het UWV het bezwaar van klager ongegrond verklaard.

2.4. In 2005 is klager vanwege de aanscherping van het Schattingsbesluit opnieuw herbeoordeeld. In verband daarmee is klager op 20 september 2005 door verweerder, verzekeringsgeneeskundige bij het UWV, in Nederland onderzocht. In een naar aanleiding daarvan op 22 november 2005 opgesteld medisch verslag heeft verweerder vervolgens, voor zover hier van belang, het volgende ten aanzien van klager opgemerkt:

“Anamnese dd 20 09 05

(…)

Dagverhaal:

Hij staat op om 7.00 uur, douchen, aankleden wat eten en naar school, 1,5 km lopend of krijgt een lift. Hij is elke dag op school van 8.00 uur tot 15.30/16.00, daarin geeft hij 3x les Engels aan een klas van 25 tot 30 leerlingen. Thuisgekomen gaat hij even lezen, dan slapen 1-1,5 uur. Dat doet hij ook in het weekend. Naar een restaurant in het dorp, dan is het 19.00 gaat hij nog een wandelingetje maken door het dorp (0,5 uur).

(…)

Beschouwing:

(…)

Client functioneert aldus niet sterk beperkt op alle 3 de deelaspecten van 4. Dat betekent dat de benutbare mogelijkheden in kaart dienen worden gebracht. Zie bijgaande Functionele Mogelijkheden lijst (FML) cf bovengenoemde beperkingen.

Met zijn dagverhaal, zijn vrijwilligerswerk op school (van 8.30 tot 16.00) is er uiteraard geen reden voor een urenbeperking. ”

2.5. Bij uitspraak van 20 november 2006 heeft de rechtbank het beroep van klager tegen de beslissing van het UWV van 9 september 2004 (zie hiervoor onder 2.3) gegrond verklaard en is het UWV opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. In verband daarmee is klager op 19 augustus 2008 op het spreekuur van verweerder in Nederland verschenen. In een naar aanleiding daarvan door verweerder opgesteld medisch onderzoeksverslag meldt verweerder, voor zover hier van belang, het volgende:

Spreekuur verzekeringsarts dd 19 08 08

(…)

Coping : het behartigen van zijn belangen heeft cliënt tot nu toe heel adequaat kunnen doen zonder hulp van derden (zie uitbreide dossiervorming) hij gaat pijnvermijdend om met zijn lichamelijke klachten. Hij toont vermijdingsgedrag in omgang met mensen, kan het vaak wel beheersen.

(…)

Onderzoek van derden:

(…)

21 08 08 Expertise neuroloog, I.:

Somatoneurologisch worden eigenlijk geen afwijkingen gevonden, met name geen aanwijzingen voor een mogelijke fadiculaire prikkeling op cervicaal of lumbaal niveau, De klachten zijn evenmin suspect voor een neurogene claudicatio. Tenslotte worden evenmin aanwijzingen gevonden voor een mogelijk thoracic outlet syndroom.

Diagnose: pijnklachten voornamelijk myalgiform van aard.

Belastbaarheid: gezien de al lang bestaande klachten lijkt cliënt minder geschikt voor zwaar til- en sjouwwerk. Verder is het wenselijk dat hij niet te lang achterelkaar staat.”

25 08 08 Expertise psychiater, F.

(…)

Beperkingen: op grond van zijn sociale fobie, recidiverende depressieve stoornis en ontwijkende persoonlijkheidsstoornis zijn er beperkingen in het sociale contact, is er een verlaagd energieniveau, initiatiefvermindering en zijn er concentratieproblemen. Betrokkene heeft behoefte aan structuur en overzicht.”

(…)

Beschouwing:

Belastbaarheid per de herbeoordelingstermijn:

(…)

Eigen betoog/standpunt ten aanzien van de belastbaarheid van cliënt:

Client heeft beperkingen in zijn arbeid maar er is niet voldaan het criterium volledige arbeidsongeschiktheid cf de standaard Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden (GDBM). Omdat GDBM –uitsluitingsgronden, te weten: opname, bedlegerigheid, Algemene Dagelijkse levensverrichtingen-afhankelijkheid (cliënt is niet aangewezen op hulp van derden in deze) of onvermogen tot Persoonlijk en Sociaal Functioneren (er is bij cliënt geen sprake van psychisch niet zelfredzaamheid), niet aan de orde zijn, kan cliënt de resterende mogelijkheden duurzaam benutten.

(…)

Reeds rekening houdend met bovengenoemde beperkingen in arbeid is er mijns inzien geen reden voor nog een beperking van de arbeidsduur conform de desbetreffende standaard. Er is immers geen sprake van een aandoening, die leidt tot een verminderd basaal energetisch vermogen, zoals een ernstige hart- of longziekte, of een diepe depressie. Ook is er geen noodzaak voor het stellen van een preventieve indicatie omdat full-time werken in passend werk zou leiden tot schade van de gezondheid. Het dagverhaal is goed gevuld en laat ook geen structurele rustbehoefte zien buiten de daarvoor gebruikelijke periode van het etmaal. ”

2.6. Bij primair besluit van 21 november 2008 heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van klager per 25 mei 2009 op 25-35% bepaald.

2.8. Bij besluit van 27 mei 2009 heeft het UWV het besluit van 21 november 2008 herroepen en is klager ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.

2.9. Bij uitspraak van 10 december 2009 heeft de rechtbank E., sector bestuursrecht, onder meer het besluit van het UWV van 27 mei 2009 vernietigd en het UWV opgedragen een nieuw besluit te nemen. Met betrekking tot het besluit van

27 mei 2009 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:

“De motivering zoals gegeven in de rapportages van de verzekeringsarts G. van 19 augustus 2008 en de bezwaarverzekeringsarts D. van 18 mei 2009, dat een urenbeperking thans niet meer aan de orde is, acht de rechtbank onvoldoende en op punten onjuist. De verzekeringsartsen gaan er immers ten onrechte vanuit dat er in het geval van eiser geen sprake is van een aandoening die aanleiding kan geven tot het aannemen van een urenbeperking. Het uit de rapportage van D. af te leiden standpunt dat er geen aanleiding zou zijn voor een urenbeperking, omdat gekozen is voor mentaal en fysiek niet te zware arbeid, kan de rechtbank niet volgen. De voor eiser geselecteerde functie zijn niet wezenlijk anders van aard dan de functies die bij eerdere beoordelingen voor eiser passend zijn geacht. Bovendien volgt uit de rapportage van F. dat de beperkingen in verband met eisers mentale belastbaarheid bestaan naast de verlaagd energieniveau. Het besluit van 27 mei 2009 is in zoverre niet voorzien van een voldoende draagkrachtige motivering.” Het UWV is tegen die beslissing bij de Centrale raad van beroep in hoger beroep gegaan.

2.14. Bij uitspraak van 10 november 2010 heeft het de Centrale raad van beroep de uitspraak van de rechtbank E. van 10 december 2009, voor zover betrekking hebbende op het besluit van het UWV van 27 mei 2009, vernietigd.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

3.1. het protocol standaard beperking arbeidsduur onjuist heeft toegepast,

3.2. de beperkingen van klager met betrekking tot zijn RSI-klachten niet heeft vastgesteld,

3.3. een uitspraak heeft gedaan op psychiatrisch gebied, terwijl dat buiten zijn eigen deskundigheid ligt,

3.4. niet is ingegaan op de argumenten van klager.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 De kern van de klacht van klager komt er op neer dat verweerder in de door klager gestelde psychische- en RSI-klachten ten onrechte geen verdergaande urenbeperking voor de WAO heeft aangenomen. Het college stelt in dat kader voorop dat het aan het UWV is om te bepalen in welke mate klager in aanmerking komt voor een WAO-uitkering en niet aan het college. Ter beoordeling aan het College is uitsluitend de vraag of verweerder jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarvan is sprake als geoordeeld moet worden dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen handelen zoals hij heeft gedaan.

5.2. In geschil zijn de medische rapportage van verweerder van 22 november 2005 (die ziet op het onderzoek op 20 september 2005) en de medische rapportage die ziet op het onderzoek op 19 augustus 2008. Verweerder heeft zich daarin, samengevat, op het standpunt gesteld dat de door klager gestelde psychische- en RSI-klachten geen aanleiding vormen om bij klager een verdergaande beperking van de arbeidsduur urenbeperking conform de standaard Verminderde Urenbeperking te indiceren. In hetgeen klager daartegen heeft aangevoerd ziet het college geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder dat standpunt van onvoldoende motivering heeft voorzien. Van belang daarvoor is met name dat door klager geen medische gegevens zijn ingebracht op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de klachten en beperkingen bij klager ernstiger zijn dan zoals door verweerder beoordeeld. De klachtonderdelen 3.1. en 3.2 zijn daarmee kennelijk ongegrond.

5.3. Evenmin wordt aanleiding gezien voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door in zijn rapportage naar aanleiding van het onderzoek van 19 augustus 2008 een standpunt in te nemen ten aanzien van de “coping” van klager. Naar het oordeel van het college beschikte verweerder over voldoende gegevens om daaromtrent een standpunt in te kunnen nemen. Ook het klachtonderdeel 3.3. is daarmee kennelijk ongegrond.

5.4. Tot slot wordt klager niet gevolgd in zijn klacht dat verweerder in e-mail correspondentie met klager niet is ingegaan op vragen van klager. Uit de overlegde e-mail correspondentie van onder meer 4 december 2008 blijkt dat verweerder heeft toegelicht waarom er geen urenbeperking is gesteld. In de daarop volgende reactie van klager heeft verweerder geen aanleiding gezien om de belastbaarheid te wijzigen, zoals door verweerder op 11 december 2008 per e-mail aan klager is gemeld. Verweerder heeft daarmee voldoende adequaat op de vragen van klager gereageerd. Ook het klachtonderdeel 3.4. is daarmee kennelijk ongegrond.

5.5 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Het hoger beroep van klager richt zich niet tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege voor zover dat oordeel betrekking heeft op klachtonderdeel 3.3, dat de arts een uitspraak heeft gedaan op psychiatrisch gebied, terwijl dat buiten zijn eigen deskundigheid ligt. Voor het overige heeft klager in hoger beroep zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Klager concludeert - impliciet - tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2 De arts heeft in hoger beroep verweer gevoerd en concludeert - eveneens impliciet - tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers en

en mr. drs. W.A. Faas, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2013.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.