ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2755 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.407
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2755 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-03-2013 |
Datum publicatie: | 26-03-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.407 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De Inspectie voor de Gezondheidszorg verzoekt om tenuitvoerlegging van een eerdere bij beslissing van het Centraal Tuchtcollege opgelegde voorwaardelijke schorsing omdat de aangeklaagde tandarts zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt de klacht gegrond en gelast de tenuitvoerlegging van de schorsing van inschrijving voor de periode van zes maanden. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.407 ( beslissing op verzoek tot tenuitvoerlegging) van: A., in haar hoedanigheid van senior inspecteur bij de
Inspectie voor de Gezondheidszorg, werkgebied B.,
werkzaam te C., verzoekster tot tenuitvoerlegging,
gemachtigde: mr. drs. J.P. Jansen, als senior inspecteur-jurist verbonden aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg,
tegen
D., tandarts, wonende te E., verweerder,
gemachtigde : mr. drs. M.C. Hoogendam, als advocaat verbonden aan ARAG SE te Leusden.
1. Verloop van de procedure
De senior-inspecteur bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg mevrouw
A. - hierna: de inspecteur - heeft op 29 oktober 2012 bij de voorzitter
van het Centraal Tuchtcollege een verzoek gedaan tot de onvoorwaardelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel tegen tandarts
D. in de zaak C2010.232 (D. tegen F. c.s.). In genoemde uitspraak van 8 mei 2012 is de tandarts – voor zover hier van belang - de maatregel van schorsing van de inschrijving in het register voor de duur van zes maanden opgelegd met het bevel dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het Centraal Tuchtcollege later anders mocht bepalen op grond dat de tandarts zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die hij als tandarts behoort te betrachten dan wel in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg. Voorts is bepaald dat de proeftijd ingaat op de dag dat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. D. - verder de tandarts - heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van
23 januari 2013, waar zijn verschenen de inspecteur, bijgestaan door mr. drs. J P. Jansen voornoemd alsmede de tandarts, bijgestaan door mr. drs. M.C. Hoogendam voornoemd. Als getuigen van de zijde van de inspecteur zijn gehoord mevrouw G. (tandarts) coördinator spoedgevallendienst rayon E. en de heer H. (tandarts) plaatsvervangend coördinator spoedgevallendienst rayon E.. Beide getuigen hebben de eed afgelegd.
Mr. drs. J.P. Jansen en mr. drs. M.C. Hoogendam hebben de standpunten van respectievelijk de inspecteur en de tandarts toegelicht aan de hand van pleitnotities, die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van de gegrondheid van het verzoek tot tenuitvoerlegging gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de onderstaande feiten en omstandigheden.
Op zaterdag 2 juni 2012 neemt een oudere vrouw (81 jaar) (hierna: patiënte) contact op met de I. te E. en geeft aan dat zij een korte flauwte heeft gehad met als gevolg dat zij op haar gezicht is gevallen. Door deze val zijn haar eigen tanden scheef gaan staan en is sprake van een bloeding in haar mond. Zij geeft aan dat het ongeveer 2,5 uur geleden is gebeurd maar dat de bloeding niet is gestopt. In overleg met de triagiste van de I. neemt patiënte zelf contact op met de dat weekend dienstdoende tandarts en zal daarna nog voor een algemene medische controle op de I. komen. Patiënte neemt telefonisch contact op met de praktijk van de tandarts, Tandzorg E., en krijgt contact met de Engels sprekende Spaanse tandarts J.. Patiënte ondervindt in dat gesprek taalproblemen maar haar is min of meer duidelijk dat zij die dag niet in de praktijk wordt gezien. Patiënte neemt daarop weer telefonisch contact op met de triagiste van de I. om haar te informeren over haar bevindingen. De triagiste belt vervolgens de praktijk Tandzorg E. en spreekt met de Engels sprekende tandarts, die aangaf dat patiënte de volgende dag tussen 12.00 en 13.00 uur langs mocht komen. De triagiste heeft dit voorgelegd aan de dat weekend dienstdoende huisarts. Deze huisarts heeft vervolgens gebeld met de praktijk van Tandzorg E. hetgeen er in heeft geresulteerd dat patiënte diezelfde avond door de tandarts, is gezien.
De tandarts heeft van dat spoedconsult niet op eigen initiatief verslag uitgebracht aan de vaste tandarts van patiënte. De I. heeft dit voorval ter kennis gebracht van de inspecteur. De inspecteur heeft de tandarts twee maal verzocht om een reactie, welke is uitgebleven.
3. Verzoek tot tenuitvoerlegging
3.1 De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de tandarts in strijd met de goede zorg die hij als tandarts behoort te betrachten en in strijd met het belang van de individuele gezondheidszorg heeft gehandeld. De inspecteur voert daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
1. Onder de verantwoordelijkheid van de tandarts is de spoedzorg op 2 juni 2012 voor patiënte niet in voldoende mate toegankelijk geweest.
2. De continuïteit van de zorg is niet geborgd door het niet meegeven aan patiënte, noch het tijdig en op eigen initiatief toesturen van de medische gegevens over het spoedconsult van patiënte op 12 juni 2012.
3. Uit de reactie van de tandarts op de klacht van de I. concludeert de inspecteur dat de tandarts niet bereid is zich te verantwoorden, noch toetsbaar op te stellen.
4. Tot slot heeft de tandarts niet voldaan aan het verzoek van de inspecteur om te reageren op de melding en zijn reactie op de klacht van de I.. Hiermee onttrekt de tandarts zich aan het toezicht van de inspecteur.
Op grond van bovengenoemde punten verzoekt de inspecteur op grond van artikel 48 lid 6, van de Wet BIG de voorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het register van de tandarts opgelegd bij beslissing van 8 mei 2012 in de zaak nummer C2010.232 om te zetten in een onvoorwaardelijke schorsing en de tenuitvoerlegging daarvan te gelasten.
3.2 De tandarts heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring danwel tot afwijzing van het verzoek.
4. Beoordeling.
Niet-ontvankelijkheidsverweer
4.1 Van de zijde van de tandarts is betoogd dat uit het hem, ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, toekomende recht op een "fair trial" voortvloeit dat hij de mogelijkheid behoort te hebben in twee gerechtelijke instanties te procederen omtrent de tenuitvoerlegging van de hem voorwaardelijk opgelegde schorsing. Dat is in de onderhavige zaak niet het geval, aangezien de kwestie van de tenuitvoerlegging
- direct- is voorgelegd aan het Centraal Tuchtcollege.
Dienaangaande wordt overwogen dat krachtens artikel 48, zesde lid, van de Wet BIG een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde schorsing wordt gegeven door het college dat die maatregel heeft opgelegd.
Eerdergenoemde verdragsbepaling bevat geen voorschrift inzake toegang tot de rechter in twee instanties, noch ligt -naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege- het vereiste van een zodanige toegang in die bepaling besloten.
Derhalve bestaat geen grond voor een toepassing van het bepaalde in de Wet BIG inzake voormelde tenuitvoerlegging, in de kennelijk door de tandarts gewenste zin, hetgeen er in dit geval toe zou leiden dat het Centraal Tuchtcollege zich onbevoegd zou moeten verklaren het verzoek van de inspecteur in behandeling te nemen.
Met betrekking tot de grief van de tandarts dat hij, gezien de formulering van de voorwaarde in de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege van 8 mei 2012, is geschaad in zijn gerechtvaardigde belangen, omdat door deze ruime formulering elke (gegronde) klacht zou kunnen leiden tot het oordeel dat de voorwaarde is geschonden, overweegt het Centraal Tuchtcollege dat genoemde voorwaarde voldoende duidelijk en ondubbelzinnig is geformuleerd om te kunnen dienen als richtsnoer voor het handelen van de tandarts en als grondslag voor een last tot tenuitvoerlegging.
Deze grief treft derhalve geen doel.
Toegang tot spoedzorg
4.2 Vaststaat (zie uittreksel Kamer van Koophandel nummer 04057990) dat D.-Holding B.V. enig aandeelhouder en bestuurder is van Tandzorg E. en dat de tandarts ( zie uittreksel KvK nummer 04053382) enig aandeelhouder en bestuurder is van D.-Holding B.V. De tandarts is degene die binnen Tandzorg E. de professionele verantwoordelijkheid draagt voor een goede tandheelkundige gang van zaken en voor de kwaliteit van de verleende zorg binnen de praktijk. Dit betekent dat de tandarts verantwoordelijk is voor de organisatie van de praktijk en de toegang tot spoedzorg. Als ingeschrevene bij de waarneemkring E. is de tandarts verantwoordelijk voor het verzorgen van de spoedgevallendienst voor tandheelkundige hulp binnen het betreffende verzorgingsgebied.
Een goede en verantwoorde beroepsuitoefening brengt mee dat een patiënte die het slachtoffer is van een trauma, zoals in casu het geval was, ( scheef staande eigen tanden en moeilijk te stelpen bloeding als gevolg van een val) met spoed door een tandarts dient te worden gezien. In dit verband verwijst het Centraal Tuchtcollege naar “De gedragsregels voor Tandartsen( Nieuwegein, december 2000)” en de “NMT-praktijkrichtlijn Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren (april 2012)”.
Door een taalbarrière veroorzaakt door de Spaanse, niet de Nederlandse taal machtige tandarts J. waren er naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege onvoldoende waarborgen voor een goede toegang tot tandheelkundige spoedzorg. Dat die spoedzorg voor patiënte onvoldoende toegankelijk was blijkt ook uit het feit dat eerst na tussenkomst van de huisarts patiënte nog diezelfde avond door de tandarts gezien is.
Verslaglegging
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de tandarts heeft verzuimd om tijdig en uit eigen beweging schriftelijk verslag uit te brengen van de behandeling op
2 juni 2012 aan de I. en de vaste tandarts (tandartspraktijk K.) van de bejaarde patiënte. Het betreffende verslag is eerst weken later (op 28 juni 2012) en na aandringen van de vaste behandelend tandarts aan laatstgenoemde afgegeven. Hiermee is de continuïteit van de tandheelkundige zorg alsmede van de algemeen medische zorg in het geding. Zo heeft de vaste tandarts van patiënte de tandheelkundige behandeling moeten voortzetten zonder op dat moment te beschikken over het verslag van het consult op 2 juni 2012. In dit verband wordt wederom verwezen naar de “NMT-praktijk richtlijn Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren”. Daar staat onder het paragraaf 3.8 Verslaglegging onder meer : “De dienstdoende tandarts brengt schriftelijk verslag uit aan de (vaste) behandelaar van de patiënten die hij tijdens de spoedgevallendienst heeft gesproken, gezien en/of behandeld. Bij dit verslag worden, indien van toepassing, röntgenopnamen gevoegd”.
Toetsbaar opstellen
4.4 In de ongedateerde brief van de tandarts als reactie op de klacht van de I. schrijft de tandarts onder meer : “Ik heb geen zin om als een klachten depot te fungeren voor E-se tandartsen en andere hulpverleners”. Hieruit blijkt dat de tandarts zich niet wil verantwoorden. Daarnaast heeft de inspecteur voor de Gezondheidszorg bij brief van 16 juli 2012 aan de tandarts informatie gevraagd om vast te kunnen stellen of er aanleiding bestond om de melding van de Waarneemkring E. te onderzoeken en te vernemen of, en zo ja, welke verbetermaatregelen door de tandarts zijn opgesteld. Bij brief van 23 augustus 2012 heeft de inspecteur de tandarts herinnert aan de eerdere brief van 16 juli 2012. Hierop is geen reactie van de tandarts ontvangen. Ook hieruit blijkt dat de tandarts zich niet toetsbaar opstelt.
Conclusie
4.5 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de tandarts door het vorenstaande heeft gehandeld in strijd met de goede zorg die hij als tandarts jegens patiënte heeft te betrachten en met het belang van de individuele gezondheidszorg. Dit betekent dat de bij de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege van 8 mei 2012 aan de maatregel verbonden voorwaarde is vervuld. Van het niet naleven van die voorwaarde kan de tandarts een verwijt worden gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege zal daarom overeenkomstig het verzoek van de inspecteur de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel gelasten.
4.6 Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze beslissing.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij beslissing van het Centraal Tuchtcollege van 8 mei 2012 ( nummer C2010.232) opgelegde schorsing van de inschrijving in het register voor de duur van zes maanden;
Bepaalt dat de schorsing ingaat de dag volgend op de dag waarop deze beslissing is uitgesproken;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en het Nederlands Tandartsenblad, met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. H.C. Cusell en
prof.mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en drs. M. Fokke en drs. H.J. van Iterson, leden- beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
26 maart 2013. Voorzitter W.G. Secretaris W.G.