ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2741 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.020

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2741
Datum uitspraak: 21-03-2013
Datum publicatie: 21-03-2013
Zaaknummer(s): c2012.020
Onderwerp:
  • Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
  • Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster is poliklinisch door verweerster, dermatoloog, gezien vanwege vitiligo, overbeharing en haaruitval. Klaagster verwijt verweerster - kort gezegd - dat zij verkeerde medicatie heeft voorgeschreven als gevolg waarvan (deel van) de klachten van klaagster zijn verergerd. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en het hoger beroep van klaagster wordt verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.020 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., dermatoloog, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. W.A.A.M. van den Bergh, verbonden aan het D.-Ziekenhuis te B..

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 19 januari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te

‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

29 november 2011, onder nummer 2010-009 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 februari 2013, waar zijn verschenen de arts, bijgestaan door

mr. van den Bergh voornoemd. Klaagster heeft het Centraal Tuchtcollege bij brief van 11 april 2012 op voorhand laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

Mr. van den Bergh heeft de standpunten van de arts weergegeven in een pleitnota die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Klaagster is sinds 1998 onder behandeling bij de afdeling Dermatologie van het D.- Ziekenhuis wegens vitiligo, overbeharing en haaruitval.

Op 28 november 2006 meldt klaagster de arts tijdens een poliklinisch bezoek sinds een jaar last te hebben van haarverlies, na het gebruik van de anticonceptiepil te hebben gestaakt. Nadat bloedonderzoek is verricht, schrijft de arts op 8 december 2006 Ferrogradumet voor in verband met een geconstateerd te laag ferritine- en ijzergehalte. Op 12 maart 2007 wordt het beloop geëvalueerd en concludeert de arts dat nog niet veel verbetering is opgetreden. De arts adviseert het gebruik van deze medicatie voort te zetten.

Bij de daarop volgende controle op 13 juni 2007 meldt klaagster inmiddels gestopt te zijn met het gebruik van ijzertabletten. De arts schrijft klaagster cyproteronacetaat 50 mg in combinatie met trigynon voor, te gebruiken gedurende de eerste tien dagen van de pilstrip. De arts maakt met klaagster een controleafspraak voor over drie maanden.

Op 19 september 2007 wordt zij opnieuw door de arts gezien. Op dat moment wordt niet veel verbetering geconstateerd.

3. De klacht

De klacht behelst – zakelijk weergegeven – dat de arts tekort geschoten is in de ten aanzien van klaagster te betrachten zorg door:

1. klaagster een middel voor te schrijven dat met name gebruikt wordt ten

behoeve van geslachtsverandering;

2. alvorens deze medicatie voor te schrijven onvoldoende onderzoek heeft

verricht;

3. klaagster ten gevolge van deze medicatie ernstige bijwerkingen, waaronder

een toename van lichaamsbeharing, heeft gekregen;

4. klaagster niet geïnformeerd heeft over de aard van de medicatie en de

bijwerkingen ervan.

Klaagster heeft de klacht aldus toegelicht dat Cyproteronacetaat niet is goedgekeurd door de Food and Drugs Administration. Zij heeft na het gebruik van dit medicijn in combinatie met trigynon last gehad van de volgende bijwerkingen: haargroei op mannelijke plaatsen en over het hele lichaam, de menstruatie leek maanden aan te houden, klaagsters lichaam veranderde enorm en haar gezicht werd ronder en de oren sloegen regelmatig dicht. Er is sprake van een gehoorbeschadiging. Klaagster heeft regelmatig pijn in de oren. Klaagster kreeg enorme spierkrampen en had last van spierzwakte in de handen, vermoeidheid, flauwvallen, bewusteloosheid en pijn in de nek. De menstruatie is onregelmatig en sterk verminderd. Klaagster had last van vetzucht, herverdeling van vet en hoesten. Soms zag zij wazig en sprak zij onduidelijk, had zij zenuwtrekken bij de ogen, verkleuring van de huid, verandering van het libidoprofiel en leed zij aan een depressie. Voorts had zij bloedingen in het maag- en darmkanaal. Door het ontstaan van haargroei kreeg zij een ontsteking bij de mond en zwelde haar bovenlip enorm op, een ontsteking die alleen operatief verwijderd kan worden. Cyproteronacetaat is een variant van anabole steroïden. De arts had klaagster dit medicijn nooit mogen voorschrijven. Voorts heeft zij klaagster belangrijke informatie over het medicijn onthouden, ook nadat klaagster hierom had verzocht. De arts heeft slechts gezegd dat het haaruitval stopt en dat cyproteronacetaat absoluut niet kan leiden tot buitensporige haargroei.

4. Het standpunt van de arts

Klaagster had klachten van haaruitval. Cyproteronacetaat is een middel waarin een chemische verbinding zit die in de geneeskunde gebruikt wordt als een anti-androgeen. Dit middel blokkeert de testosteron receptor waardoor dit mannelijke hormoon zijn werking niet meer kan uitoefenen. Een indicatie voor het voorschrijven van deze medicatie is overbeharing en mannelijke kaalheid bij vrouwen.

De arts heeft andere middelen overwogen, maar die had klaagster zelf moeten betalen. Androgene middelen liggen dan voor de hand. De arts heeft de werking van het medicijn uitgelegd. Zij heeft klaagster niet uitgelegd wat de mogelijke bijwerkingen zijn, omdat daarvan vrijwel nooit sprake is. De door klaagster beweerdelijk ondervonden bijwerkingen zijn niet met de medicatie in verband te brengen. Toen de klachten over haaruitval niet direct verminderden, heeft de arts geadviseerd het gebruik ervan voort te zetten. Het duurt vaak een half jaar voordat resultaat te zien is. Klaagster klaagde niet over toenemende lichaamsbeharing.

5. De beoordeling

Omtrent de klacht overweegt het College als volgt.

Ad 1

Cyproteronacetaat wordt in de algemene dermatologische praktijk met enige regelmaat voorgeschreven voor de behandeling van alopecia androgenitica en hirsutisme bij vrouwen. Het is, anders dan klaagster kennelijk meent, anti-androgeen.

Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Ad 2

Uit de status blijkt dat de arts klaagster voldoende uitgevraagd heeft naar de mogelijke oorzaken van haaruitval. Voorts blijkt daaruit dat een aanvullend algemeen oriënterend bloedonderzoek heeft plaatsgevonden. Op grond daarvan heeft de arts in redelijkheid tot de diagnose alopecia androgenitica kunnen komen. Daarmee is de indicatie voor het voorschrijven van een anticonceptiepil in combinatie met cyproteronacetaat gerechtvaardigd.

Dit onderdeel van de klacht is derhalve eveneens ongegrond.

Ad 3

Gelet op de bevindingen van de door het college geraadpleegde deskundige, is het onaannemelijk te achten dat de lichaamsbeharing van klaagster tijdens het gebruik van cyproteronacetaat is toegenomen. Niet uitgesloten moet worden geacht dat de lichaamsbeharing na het staken van het gebruik van deze medicatie weer dezelfde omvang heeft gekregen als vóór het gebruik ervan.

Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

Ad 4

Enkele van de door klaagster genoemde bijwerkingen, zoals gewichtstoename, huilbuien, vermoeidheid, een onregelmatige cyclus en lichte spierkrampen kunnen worden gezien als bijwerkingen van cyproteronacetaat. Over het algemeen zijn deze bijwerkingen, zoals de door het college geraadpleegde deskundige heeft verklaard, reversibel en nemen zij af nadat met de medicatie is gestopt. De andere door klaagster gemelde klachten, zoals doofheid en gezichtsverlies, zijn niet beschreven als bijwerking van dit middel. De arts heeft klaagster daarover derhalve niet hoeven informeren.

Dit laatste onderdeel van de klacht is ten slotte ook ongegrond.”

3. Beoordeling van het hoger beroep

3.1 In haar beroepschrift maakt klaagster bezwaar tegen de weergave door het Regionaal Tuchtcollege van (een deel van) de feiten. Voor het overige beoogt klaagster met haar beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Zij concludeert - impliciet - tot gegrond verklaring van het beroep. De arts heeft hiertegen verweer gevoerd en concludeert tot ongegrond verklaring van de klacht en derhalve tot verwerping van het beroep.

3.2 Voor wat betreft de weergave door het Regionaal Tuchtcollege van de voor de beoordeling van de klacht relevante feiten en omstandigheden is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken dat deze weergave bijstelling behoeft, zodat v oor de beoordeling van het hoger beroep kan worden uitgegaan van hetgeen hierover is opgenomen in de beslissing in eerste aanleg.

3.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. P.J. Wurzer en

mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en drs. M.A.P.E. Bulder-van Beers en

prof. dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2013.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.