ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2730 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.099

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2730
Datum uitspraak: 05-03-2013
Datum publicatie: 18-03-2013
Zaaknummer(s): c2011.099
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Klager verwijt de tandarts, die destijds werkzaam was in de penitentiaire inrichting waar klager verbleef, dat deze (1) is tekortgeschoten in de behandeling door o.a. geen wortelkanaalbehandeling uit te voeren terwijl sprake was van een ontstoken pulpa en (2) heeft nagelaten klager tijdig te verwijzen naar de endodontoloog. Regionaal Tuchtcollegewijst de klacht af. Klager komt in hoger beroep. Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel (1) gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.099 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam,

tegen

C., tandarts, wonende te B., werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, werkzaam bij Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna: klager - heeft op 1 mei 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna: de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 oktober 2010, onder nummer 09/139T heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweer­schrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terecht-zitting van het Centraal Tucht­college van 6 december 2012, waar mr. R.I. Takens is verschenen als gemachtigde van klager, alsmede de tandarts, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

2. De feiten.

            Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Op 21 oktober 2008 is klager vanuit P.I. E.,F. overgeplaatst naar P.I. B., locatie G.. Daags daarna heeft klager aan de verpleegkundige gemeld dat hij kiespijn had. In de medische gegevens is vermeld dat klagers dossier uit F. zou worden aangeboden aan de tandarts voor het bepalen van het beleid. Op 28 oktober 2008 heeft klager wegens aanhoudende kiespijn Naproxenum 500 mg 2x daags voorgeschreven gekregen.

Op 31 oktober 2008 heeft klager verweerder geconsulteerd. Verweerder heeft toen een röntgenfoto van element 26 gemaakt. Een week later, op 7 november 2008, heeft verweerder dit element ingeslepen.

Op 18 december 2008 heeft op verzoek van klager zijn eigen tandarts hem bezocht. In diens aan klager verzonden brief van 24 april 2009 staat vermeld dat hij - na intra-oraal onderzoek en op grond van de door verweerder gemaakte röntgenfoto - een wortelkanaalbehandeling van de 26 geïndiceerd achtte, maar dat hij de behandeling niet heeft kunnen uitvoeren omdat er geen instrumentarium in de P.I. aanwezig was.

Op 20 maart 2009 heeft klager verweerder voor de tweede keer geconsulteerd. Verweerder heeft bij die gelegenheid opnieuw een röntgenfoto van de 26 gemaakt. Voorts heeft hij een antibioticakuur voorgeschreven.

Op 9 april 2009 heeft verweerder klager voor verdere behandeling aan element 26 verwezen naar de afdeling Kaakchirurgie en Mondziekten van het H.-Ziekenhuis te G., alwaar is gezien door I., endodontoloog. Uit diens brief van 20 mei 2009 wordt –voor zover van belang- het volgende overgenomen:

"Complicaties : de volledig geobliteerde kanalen.

Prognose        : afwachten

Opmerkingen  als het niet goed gaat, dan zullen aan de buccale kanalen een resectie van de apex uitgevoerd moeten worden"

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.                  is tekortgeschoten in de behandeling van element 26 door onder andere geen

wortelkanaalbehandeling in dit element uit te voeren, dat terwijl sprake was van een ontstoken pulpa. Door na te laten dit element te behandelen is een ontsteking van de keelamandelen ontstaan;

2.                  heeft nagelaten klager tijdig te verwijzen naar de endodontoloog.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Ad 1. en 2.

Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

De klacht spitst zich toe op de consulten van 31 oktober en 7 november 2008 en vervolgens op 20 maart en 9 april 2009.

Het college heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder tijdens deze consulten is tekortgeschoten in de tandheelkundige zorg die klager van hem mocht verwachten. Verweerder heeft niet onzorgvuldig gehandeld door - na het maken van een röntgenfoto van de 26 - dit element in te slijpen. Dat klagers eigen tandarts op

8 december 2009 wel een wortelkanaalbehandeling geïndiceerd achtte, doet aan het voorgaande niet af. Evenmin heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door op

20 maart 2009 eerst antibiotica aan klager voor te schrijven. Verweerder heeft klager vervolgens op 9 april 2009 naar aanleiding van zijn klachten tijdig verwezen naar de endodontoloog. Het college kan klager dan ook niet volgen in zijn klacht dat de later bij hem opgetreden ontsteking van de keelamandelen te wijten is aan onzorgvuldig handelen van verweerder.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager heeft in hoger beroep zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel, betreffende de behandeling door de tandarts van element 26, overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt. Naar het oordeel van het College heeft de tandarts tijdens het consult op 31 oktober 2008 onvoldoende onderzoek verricht om tot een gedegen diagnose te kunnen komen. De tandarts heeft niet kunnen volstaan met het maken van een röntgenfoto, maar had nader moeten onderzoeken wat de oorzaak kon zijn van de pijnklachten aan element 26. Daarbij diende hij ten minste de vitaliteit van het element te beoordelen. Een en ander geldt te meer nu er geen mogelijkheid bestond de gemaakte röntgenfoto ter plaatse te ontwikkelen, zodat de foto op dat moment geen informatie kon opleveren. Voor de consulten in het voorjaar van 2009 geldt eveneens dat de tandarts te weinig onderzoek heeft verricht en niet tot een gedegen diagnose is gekomen. Het had ook bij die gelegenheden op zijn weg gelegen een vitaliteitstest op het element uit te voeren. Het Centraal Tuchtcollege is voorts van oordeel dat de tandarts op 20 maart 2009 ten onrechte antibiotica aan klager heeft voorgeschreven. Aangezien de tandarts geen diagnose had gesteld, bestond voor het voorschrijven van antibiotica geen medische grond.

4.4 Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de tandarts heeft nagelaten klager tijdig te verwijzen naar de endodontoloog overweegt het Centraal Tuchtcollege dat niet kan worden beoordeeld of dit slaagt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het eerste klachtonderdeel. Nu de tandarts heeft nagelaten een diagnose te stellen kan niet worden vastgesteld of doorverwijzing naar een endodontoloog op een eerder moment geboden was.

4.5 Het voorgaande voert tot de conclusie dat het eerste klachtonderdeel alsnog slaagt en dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege niet in stand kan blijven voor zover daarin dit klachtonderdeel ongegrond is verklaard. Het Centraal Tuchtcollege ziet aanleiding de tandarts ter zake van het gegrondverklaarde klachtonderdeel een maatregel op te leggen en acht de maatregel van waarschuwing passend en toereikend.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep, voor zover daarin het eerste klachtonderdeel ongegrond is verklaard en geen maatregel is opgelegd;

en, opnieuw rechtdoende:

verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond;

waarschuwt de tandarts;

bevestigt de beslissing, waarvan beroep, voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. J.P. Balkema en

mr. M. Wigleven, leden-juristen en drs. M. Fokke en drs. H.J. van Iterson, leden- beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van

5 maart 2013.             Voorzitter   w.g.                                Secretaris  w.g.