ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2726 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.191

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2726
Datum uitspraak: 05-03-2013
Datum publicatie: 18-03-2013
Zaaknummer(s): c2012.191
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster klaagt over de hinderlijke aanwezigheid van twee grote ventilatoren tijdens het keuringsgesprek met de arts. Voorts vindt klaagster dat de uitkomst van de keuring niet deugdelijk is omdat de arts er onjuiste medische gegevens bij heeft betrokken en een oud rapport van het ziekenhuis in Rotterdam uit 2008 heeft gebruikt. Klaagster stelt tot slot vraagtekens bij de geschiktheid van de arts voor het afnemen van keuringen. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.191 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., arts, wonende te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. R.W. Janssen, advocaat te Maastricht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft bij brief van 9 augustus 2011, ingekomen op 10 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 april 2012, onder nummer 11120 heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 januari 2013, waar zijn verschenen klaagster en de arts, bijgestaan door mr. Janssen. Mr. Janssen heeft de standpunten van de arts toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster heeft bij de gemeente B. een aanvraag gedaan voor een gehandicaptenparkeerplaats als bestuurder en passagier op grond van lichamelijke beperkingen. Zij is onder behandeling voor een stofwisselingsstoornis en een aandoening in de hersenen en heeft door been- en voetklachten moeite met het lopen van grotere afstanden.

Op verzoek van de gemeente heeft GGD E. de aanvraag bekeken en geoordeeld dat nader onderzoek nodig was om de voor de aanvraag vereiste informatie te completeren.

De GGD E. heeft klaagster op verzoek van de gemeente opgeroepen voor een keuring ter beoordeling of zij medisch geïndiceerd was voor een gehandicaptenparkeerkaart. Klaagster heeft op 14 maart 2011 verweerder op het spreekuur bezocht voor de medische keuring.

Op 15 april 2011 heeft verweerder opgevraagde informatie verkregen van de huisarts van klaagster, alsmede door de huisarts meegeleverde informatie van de door klaagster bezochte specialisten.

Verweerder heeft op 27 april 2011 in zijn eindrapportage een advies afgegeven, concluderend dat de beperkingen van klaagster niet zodanig ernstig zijn dat er een medische noodzaak bestaat voor het toekennen van een gehandicaptenkaart.

Op 12 mei 2011 heeft klaagster een klacht ingediend bij de klachtencommissie van GGD E. naar aanleiding van de adviesbrief van verweerder. De klachtencommissie heeft op 14 juni 2011 de klacht, onder verwijzing naar haar klachtenreglement, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat klaagster tegen het besluit van de gemeente B. om de aanvraag van de gehandicaptenkaart af te wijzen.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster klaagt op de eerste plaats over de hinderlijke aanwezigheid van twee grote ventilatoren tijdens het keuringsgesprek. Voorts vindt klaagster dat de uitkomst van de keuring niet deugdelijk is omdat:

-                     verweerder er onjuiste medische gegevens bij heeft betrokken

-                     een oud rapport van het ziekenhuis in F. uit 2008 heeft gebruikt

Klaagster stelt tot slot vraagtekens bij de geschiktheid van verweerder voor het afnemen van keuringen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder kan de verwijten van klaagster niet plaatsen. Verweerder is van opvatting dat niet zozeer het onderzoek zelf, maar veeleer de voor klaagster negatieve uitslag van de keuring aan de basis van de klacht ligt.

Met betrekking tot de hinderlijke aanwezigheid van de ventilatoren stelt verweerder dat klaagster in eerste instantie geen bezwaar maakte tegen die aanwezigheid. Toen klaagster wel bezwaar maakte heeft verweerder de ventilatoren direct uitgezet. Voorts is verweerder van opvatting dat klaagster hierover bij het tuchtcollege niet kan klagen.

Verweerder betwist dat hij medische gegevens heeft verzonnen. Hij heeft bij de huisarts informatie opgevraagd en verkregen, inclusief een verslag dat de huisarts had gekregen van de internist d.d. 23 juli 2008, naar aanleiding van klaagsters bezoek aan de polikliniek in F.. Verweerder begrijpt niet goed welk verwijt klaagster hem daarbij maakt.

Aangezien klaagster het spreekuur zelfstandig bezocht, heeft verweerder tijdens het spreekuur reeds aangegeven dat klaagster niet in aanmerking kwam voor een gehandicaptenparkeerplaats als passagier. Tevens heeft verweerder met klaagster besproken dat informatie zou worden opgevraagd bij de huisarts. Klaagster heeft tijdens het spreekuur op geen enkele wijze aangegeven dat zij het met de gang van zaken oneens was.

Verweerder herkent zich dan ook niet in de klacht dat het oordeel van verweerder over de lichamelijke toestand van klaagster niet op correcte wijze tot stand is gekomen.

5. De overwegingen van het college

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Verweerder had tot taak om te beoordelen of op grond van klaagsters lichamelijke toestand wordt voldaan aan de criteria om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerkaart. Verweerder heeft zich bij de vorming van zijn oordeel gebaseerd op de anamnese, (globaal) lichamelijk onderzoek en observaties tijdens het keuringsgesprek. Aanvullend heeft hij informatie opgevraagd bij de huisarts en via de huisarts nog aanvullende informatie verkregen van de door klaagster bezochte specialisten.

Het college is van oordeel dat niet is gebleken dat de beoordeling door verweerder van de medische beperkingen van klaagster op onjuiste gronden of niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Met verweerder is het college van opvatting dat verweerder op grond van de onderzoeksgegevens en de verkregen aanvullende medische gegevens in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen.

Voorts is niet gebleken dat klaagster niet heeft ingestemd met het opvragen van de gegevens bij de huisarts. Met betrekking tot de hinderlijke aanwezigheid van de ventilatoren ziet het college niet in op welke wijze verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Voor zover klaagster tot slot bij wijze van een tuchtklacht tegen de uitkomst van de beoordeling bezwaar zou willen maken, merkt het college op dat de tuchtprocedure daarvoor niet is bedoeld. Indien klaagster zich niet kan vinden in de - voor haar negatieve - uitkomst van het onderzoek staat voor haar de bestuursrechtelijke weg van bezwaar en beroep open.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2              De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3              Het Centraal Tuchtcollege merkt op dat weliswaar in hoger beroep de weergave van de feiten zoals opgenomen in de beslissing in eerste aanleg niet is betwist, maar dat onder “2. De feiten” aan het slot van de laatste zin kennelijk enkele woorden zijn weggevallen. Het Centraal Tuchtcollege leest deze laatste zin thans als “De klachtencommissie heeft op 14 juni 2011 de klacht, onder verwijzing naar haar klachtenreglement, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat klaagster tegen het besluit van de gemeente B. om de aanvraag van de gehandicaptenkaart af te wijzen, bezwaar kon aantekenen bij de gemeente.”

4.4              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voor het overige geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen. Voor zover de arts in zijn eindrapportage van 27 april 2011 onder “Beschouwing” heeft geschreven dat het overigens twijfelachtig is of het verstandig is dat betrokkene chauffeurt nu blijkt dat ze vaker periodes heeft van verminderd bewustzijn, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat het beter ware geweest als de arts zich had onthouden van uitlatingen over de rijvaardigheid van klaagster, maar dat dit op zichzelf onvoldoende is om de arts een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers en mr.drs. M.J. Kelder,  leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 5 maart 2013.                  Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.