ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2725 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.226

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2725
Datum uitspraak: 05-03-2013
Datum publicatie: 18-03-2013
Zaaknummer(s): c2012.226
Onderwerp: Niet of te laat komen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen uitslaggevend keuringsarts. Klaagster verwijt de keuringsarts dat hij niet is ingegaan op haar verzoek om een volledige medische herkeuring te doen plaatsvinden en dat hij de herkeuring niet heeft uitgesteld. Voorts klaagt klaagster erover dat zij als gevolg van de krachttest en een fietstest die zij in het kader van de herkeuring heeft moeten doen lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft deze beslissing bevestigd.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.226 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. M.J.P.M. van de Westerlo, advocaat te Helmond,

tegen

C., bedrijfsarts, destijds werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. J.W. Boer, advocaat te Rotterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 27 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van

5 april 2012, onder nummer 1183a heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 januari 2013, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door

mr. Van de Westerlo voornoemd, en verweerder, bijgestaan door mr. Boer voornoemd. Mr. Boer heeft  pleitnotities overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster heeft in 2008 gesolliciteerd naar een functie bij de Koninklijke Landmacht. In dat kader heeft zij een aanstellingskeuring ondergaan. Bij aanstellingskeuringen voor functies bij de krijgsmachtonderdelen van het ministerie van Defensie zijn twee bedrijfsgroepen van het Centraal Dienstencentrum Defensie betrokken, te weten de Bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten (BGDPD) en de Bedrijfsgroep Gezondheidszorg (BGZ). Verweerder is als uitslaggevend keuringsarts verbonden aan de Arbodienst Defensie, onderdeel van de BGZ. Een uitslaggevend keuringsarts bepaalt welke onderdelen van de aanstellingskeuring moeten worden uitgevoerd in relatie tot de functie waarnaar is gesolliciteerd. Daarnaast is de uitslaggevend keuringsarts verantwoordelijk voor de beoordeling van de medische gegevens die worden aangeboden door een adviserend keuringsarts en voor het vaststellen van de keuringsuitslag. De adviserend keuringsartsen zijn verbonden aan het Dienstencentrum Medische Keuringen (DCMK), onderdeel van de BGDPD. Het DCMK is verantwoordelijk voor de uitvoering van de medische aanstellingskeuringen. De medische verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de adviserend keuringsarts. Van een aanstellingskeuring maakt een sporttest onderdeel uit. De sporttest bestaat uit een kracht- en een conditietest.

Omdat klaagster in eerste instantie wat betreft kracht en uithoudingsvermogen niet voldeed aan de gestelde eisen heeft zij op 9 september 2009 een herkansing gekregen voor deze twee onderdelen. Ook toen voldeed zij niet aan de eisen. Het ministerie van Defensie liet haar weten dat zij ongeschikt werd geacht voor alle militaire functies. Klaagster heeft over dat besluit een klacht ingediend bij de Centrale Klachtencommissie Aanstellingskeuringen (CKA) van het ministerie van Defensie. De CKA bepaalde in juli 2010 dat klaagster recht had op een herkeuring. Bij brief van 20 september 2010 informeerde verweerder klaagster over het doel van de herkeuring. In zijn brief aan klaagster wees hij erop dat klaagster er rekening mee diende te houden dat zij de sporttest nogmaals diende af te leggen. Met zijn brief aan klaagster stuurde hij de brochure “Selectie en Keuring” mee. Deze brochure van het ministerie van Defensie bevat uitvoerige informatie over de selectie- en keuringsprocedure voor de verschillende krijgsmachtonderdelen.

Op 26 oktober 2010 vond de herkeuring van klaagster plaats in de E. in D.. De herkeuring bestond uit een krachttest en een conditietest (fietstest). Voor aanvang van de herkeuring ontving verweerder klaagster, legde hij haar het doel van de herkeuring en de werkwijze uit en stelde hij haar in de gelegenheid eventuele vragen te stellen. Klaagster verzocht bij deze gelegenheid om de medische keuring volledig over te doen. Verweerder ging niet op dat verzoek in en legde klaagster uit waarom alleen de kracht- en de conditietest zouden worden afgenomen. Vervolgens droeg hij haar over aan het hoofd Medische Keuringen voor de uitvoering van deze twee testen. Beide testen werden afgenomen door een adviserend keuringsarts. Direct na afloop daarvan besprak verweerder de resultaten en zijn oordeel met klaagster. Nog op dezelfde dag, 26 oktober 2010, stuurde verweerder klaagster een brief waarin hij haar liet weten dat de uitslag van de keuring luidde dat zij ongeschikt is voor alle militaire functies. 

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Volgens klaagster heeft zij als gevolg van de herkeuring op 26 oktober 2010 lichamelijk letsel opgelopen. Zij heeft ten behoeve van de krachttest onder een tilapparaat gestaan waarvoor zij te klein is. Daardoor moest zij bij het uitvoeren van de test op haar tenen staan. Bij de fietsstest zijn volgens klaagster verkeerde waarden gehanteerd waardoor zij te zwaar heeft moeten trappen. Volgens klaagster heeft zij als gevolg van een te zware belasting tijdens deze testen een blessure aan haar rug opgelopen. In dat verband wees zij er ook nog op dat zij de keuring heeft ondergaan terwijl zij grieperig was. Volgens haar had dat een reden moeten zijn om de keuring uit te stellen. Ook heeft zij erop gewezen dat een sportarts bij haar een bekkenscheefstand heeft geconstateerd en dat de testen waaraan zij is onderworpen bij een dergelijke scheefstand tot blessures kunnen leiden. Het heeft haar verbaasd dat verweerder bedoelde bekkenscheefstand niet heeft geconstateerd. Volgens klaagster is verweerder eindverantwoordelijk met betrekking tot de gehele herkeuring. Als verweerder was ingegaan op haar verzoek om een volledige medische keuring te doen plaatsvinden, dan hadden haar rugklachten beter voorkomen kunnen worden.    

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft benadrukt dat hij als uitslaggevend keuringsarts klaagster uitsluitend voorafgaand aan en na afloop van de fysieke metingen (de kracht- en de conditietest) heeft gezien en gesproken. Bij de feitelijke uitvoering van de bedoelde testen was hij niet betrokken. Voorafgaand aan de feitelijke uitvoering van de fysieke testen heeft hij klaagster nog eens geïnformeerd over het doel en de werkwijze. Gelet op het doel van de herkeuring kon hij niet ingaan op klaagsters verzoek om een volledige medische keuring te doen plaatsvinden. Daarna heeft hij klaagster overgedragen aan het hoofd Medische Keuringen van het DCMK. Een adviserend keuringsarts van het DCMK heeft vervolgens beoordeeld of het medisch verantwoord was klaagster te onderwerpen aan de fysieke testen. Vervolgens zijn beide testen uitgevoerd onder toezicht van een adviserend keuringsarts. Volgens verweerder heeft klaagster tijdens het daarop volgend gesprek met hem geen klachten geuit. Evenmin waren er aanwijzingen voor lichamelijk letsel.  

Verweerder wees er nadrukkelijk op dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de feitelijke uitvoering van de fysieke testen en bij de daaraan voorafgaande anamnestische en lichamelijke beoordeling van klaagster.

5. De overwegingen van het college

Verweerder was als uitslaggevend keuringsarts verantwoordelijk voor de bepaling van de reikwijdte van de herkeuring van klaagster, voor de beoordeling van de keuringsresultaten en voor de bepaling van de uitslag. Gezien het feit dat klaagster eerder tot twee keer toe niet aan de gestelde eisen wat betreft kracht en conditie heeft voldaan en de CKC van het ministerie van Defensie had bepaald dat zij voor een herkeuring in aanmerking kwam, lag het voor de hand dat de herkeuring beperkt zou blijven tot een kracht- en een conditietest. Het college ziet dan ook geen grond voor een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerder dat hij niet is ingegaan op het verzoek van klaagster om de medische keuring geheel over te doen. Ook valt niet in te zien dat het slechts gedeeltelijk ondergaan van de keuring een groter risico op blessures met zich mee zou brengen.

Niet is gebleken dat klaagster verweerder op 26 oktober 2010 voorafgaand aan de herkeuring enige informatie heeft verstrekt die hem aanleiding had moeten geven haar de kracht- en de conditietest op die dag niet te laten afleggen. Overigens is het college, daargelaten nog de verantwoordelijkheid van verweerder daarvoor, ook niet gebleken dat bedoelde testen op onjuiste of op medische onverantwoorde wijze zijn afgenomen.

Het college heeft geen aanwijzingen dat verweerder klaagsters keuringsresultaten verkeerd heeft geïnterpreteerd, een onjuiste uitslag heeft vastgesteld, of anderszins met betrekking tot de herkeuring van klaagster op 26 oktober 2010 in enig opzicht tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

De klacht is kennelijk ongegrond ”.    

3.         Beoordeling van het hoger beroep

3.1              In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

3.2              Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3.3              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, met dien verstande dat waar het Regionaal Tuchtcollege, onder “2. De Feiten”, tot uitdrukking brengt dat de Centrale Klachtencommissie Aanstellingskeuringen (CKA) behoort tot het Ministerie van Defensie, dit berust op een kennelijke vergissing, aangezien de CKA destijds  ressorteerde onder het Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid.

3.4              Het voorgaande betekent dat het beroep moet worden verworpen.

4.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

mr. J.P. Balkema, leden-juristen en mr.drs. W.A. Faas en mr.drs. J.A.W. Dekker, leden- beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

5 maart 2013.             Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.