ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2717 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.254

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2717
Datum uitspraak: 14-03-2013
Datum publicatie: 15-03-2013
Zaaknummer(s): c2012.254
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij niet onpartijdig is geweest en niet het belang van de werknemer heeft gediend, een verkeerde of geen diagnose heeft gesteld, niet inhoudelijk op de bevindingen van klager heeft willen reageren, niet kan communiceren en niet empatisch is, geen re-integratie heeft gedaan, te snel een FML heeft gemaakt, die op hoofdpunten afwijkt van hetgeen klager heeft gezegd en die ook niet strookt met de werkelijkheid. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft deze beslissing bevestigd.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.254 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., bedrijfsarts, wonende te D., verweerster in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A.- hierna klager - heeft op 23 februari 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de bedrijfsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 maart 2012, onder nummer 11/057 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De bedrijfsarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 januari 2013, waar zijn verschenen de bedrijfsarts vergezeld door E., juridisch adviseur van de bedrijfsarts, niet zijnde haar gemachtigde. Klager heeft op de dag van de zitting telefonisch aan de gerechtsbode doorgegeven dat hij verlaat was in verband met een ongeval op de autosnelweg (kop-staartbotsing) en dat de zitting eventueel zonder hem zou kunnen doorgaan. In verband daarmee heeft het Centraal Tuchtcollege de behandeling van de zaak in afwachting van klagers komst drie kwartier uitgesteld. Toen na verloop daarvan bleek dat klager nog steeds niet was verschenen, is het Centraal Tuchtcollege overgegaan tot behandeling van de zaak buiten klagers aanwezigheid.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1

Verweerster is als bedrijfsarts verbonden aan een arbodienst. Klager was werkzaam bij een beveiligingsbedrijf. Hij nam veiligheidsinterviews af bij luchtvaartpassagiers.

2.2

Klager heeft zich in het jaar 2008 ziek gemeld, daarna met tussenpozen. Deze ziekmeldingen zijn behandeld door een andere arbodienst. Verweerster heeft klager op 11 mei 2010 voor het eerst op haar spreekuur gezien. Op dat moment was klager volledig werkzaam met alleen beperkingen ten aanzien van het aantal vluchten per dag. In de rapportage heeft verweerster genoteerd dat zij klager geschikt achtte tot werken. Verweerster heeft het volgende advies gegeven: praten met de werkgever over de ervaren problemen en mogelijke oplossingen alvorens met verdere re-integratie over te gaan en bij re-integratie rekening houden eerder opgegeven beperkingen ten aanzien van werk. Vervolgafspraak: over drie weken, aldus de rapportage.

2.3

Op 1 juni 2010 heeft verweerster klager weer op haar spreekuur gezien. Verweerster heeft de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) ingevuld. Conclusie: werknemer heeft beperkingen, waarbij het belangrijk is dat hem duidelijke structuur wordt geboden bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden, aldus het adviesverslag van 1 juni 2010.

2.4

Klager was het op onderdelen niet eens met de FML. Hij is gezien door een andere bedrijfsarts. In het arbeidsdeskundig rapport van 5 juli 2010 staat vermeld dat klager ongeschikt is voor de volledige omvang van het eigen werk en ook dat herplaatsing binnen het bedrijf niet mogelijk is. In overleg met zijn werkgever is op het spreekuurconsult van 13 augustus 2010 bij verweerster de FML bijgesteld. Op 28 september 2010 heeft verweerster klager gezien. De medische gegevens van klager worden opgevraagd, aldus het spreekuurverslag. In het arbeidsdeskundig rapport van 30 september 2010 staat vermeld dat klager ongeschikt is voor de volledige omvang van het eigen werk. 

2.5

Op 7 september 2010 heeft het UWV een deskundigenoordeel uitgebracht met de conclusie dat klager psychisch verminderd belastbaar is en hierdoor niet in staat is te achten zijn eigen werk volledig te verrichten.

2.6

Verweerster heeft klager gezien op haar spreekuur van 1 februari 2011. Dit gesprek is vroegtijdig beëindigd.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1.                  niet onpartijdig is geweest en niet het belang van de werknemer heeft gediend;

2.                  een verkeerde of geen diagnose heeft gesteld;

3.                  niet inhoudelijk op de bevindingen van klager heeft willen reageren; dat

                        verweerster niet kan communiceren en niet empatisch is;

4.                  geen re-integratie heeft gedaan;

5.                  te snel een FML heeft gemaakt, die op hoofdpunten afwijkt van hetgeen klager

                        heeft gezegd en die ook niet strookt met de werkelijkheid.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 (klachtonderdeel 1.)

Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat verweerster in deze partijdig is opgetreden en niet voldoende het belang van klager heeft gediend. Verweerster heeft op basis van de haar gepresenteerde klachten - ulcus lijden, refluxklachten, diverse infecties en psychische klachten - tot de conclusie kunnen en mogen komen dat klager in deze geschikt was voor zijn eigen werk. Gelet ook op de aard van de (psychische) klachten was het zorgvuldig dat verweerster heeft uitgesproken dat het raadzaam was voor klager om eerst met zijn werkgever over de ervaren problemen en over mogelijke oplossingen te praten. In het algemeen dient een bedrijfsarts de gezondheid van de werknemer te beschermen en te bewaken. De bedrijfsarts bepaalt de belastbaarheid van de werknemer en neemt - zo nodig-  preventieve maatregelen en geeft adviezen aan de werkgever. Niet is gebleken dat verweerster dat niet of niet zorgvuldig heeft gedaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.2 (klachtonderdeel 2.)

Niet kan worden gezegd dat verweerster, voor zover zij al een diagnose stelt, een verkeerde diagnose heeft gesteld. Verweerster heeft bovenvermelde klachten van klager in kaart gebracht en deze klachten vertaald in relatie tot zijn arbeids(on) geschiktheid. Daarbij is niet gebleken dat zij dat niet zorgvuldig heeft gedaan.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3 (klachtonderdeel 3.)

Uit de stukken kan worden afgeleid dat verweerster via de verzuimcoördinator inhoudelijk heeft gereageerd op de bevindingen van klager. Dat klager het niet eens was met de antwoorden van verweerster, betekent nog niet dat verweerster in deze onjuist heeft gehandeld. Klager heeft te weinig gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verweerster niet kan communiceren en geen empathie heeft getoond. Dat zij kennelijk op klager zo is overgekomen, valt te betreuren, maar dit is verweerster niet aan te rekenen. Niet is gebleken dat verweerster in deze niet professioneel heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4  (klachtonderdeel 4.)

Gelet op hetgeen hiervoor bij onderdeel 5.2 is overwogen, heeft verweerster juist gehandeld door, gezien de aard van de klachten, klager te adviseren met zijn werkgever over de problemen en mogelijke oplossingen te praten alvorens de re-integratie te starten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.5 (klachtonderdeel 5.)

Niet is gebleken dat verweerster op 1 juni 2010 te snel en onjuist de FML heeft ingevuld. Het moet ervoor worden gehouden dat verweerster telkens elke vraag met klager heeft doorgenomen. Dat klager het op onderdelen niet eens was met de FML, betekent nog niet dat verweerster deze te snel of niet correct heeft ingevuld. Daarnaast heeft klager in overleg met de werkgever nog de gelegenheid gekregen de FML naar zijn inzichten te corrigeren, hetgeen ook is geschied. De arbeidsdeskundige rapportage van 30 september 2010 is daarop ook aangepast, hetgeen echter niet heeft geleid tot een andere conclusie. De uitkomsten van die laatste arbeidsdeskundige rapportage en ook het deskundigenoordeel van het UWV strookten kennelijk niet met de zienswijze van klager, namelijk dat hij [lees:] volledig in staat was zijn eigen werk te verrichten, maar dit betekent nog niet dat verweerster in deze onzorgvuldig heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

Voorts merkt het college nog het volgende op. De medische machtiging dateert van

28 september 2010, waarna verweerster gegevens heeft opgevraagd, aldus het desbetreffende spreekuurverslag.  Niet is gebleken dat verweerster in een eerder stadium heeft kennis genomen van de medische gegevens van klager.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Beoordeling van het hoger beroep

3.1              Met zijn beroep beoogt klager zijn klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen.

3.2              De bedrijfsarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3.3              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, met dien verstande dat waar in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege onder 2.1. staat vermeld: “Klager was werkzaam bij een beveiligingsbedrijf”, het Centraal Tuchtcollege deze zin op de door klager aangegeven wijze heeft aangepast, zodat het Centraal Tuchtcollege in plaats daarvan leest: “Klager is werkzaam bij een beveiligingsbedrijf”. Voorts merkt het Centraal Tuchtcollege nog het volgende op ten aanzien van de grief van klager tegen hetgeen het Regionaal Tuchtcollege overweegt onder 5.5 van zijn beslissing. Klager stelt, zakelijk weergegeven, dat uit die overwegingen blijkt dat het Regionaal Tuchtcollege “de hele casus” niet heeft begrepen omdat de uitkomst van de arbeidsdeskundige rapportage en het deskundigenoordeel van het UWV niet was dat klager geschikt was maar dat klager ongeschikt was. Dat heeft het Regionaal Tuchtcollege echter geenszins miskend. Zijn overweging: “De uitkomsten van die laatste arbeidsdeskundige rapportage en ook het deskundigenoordeel van het UWV strookten kennelijk niet met de zienswijze van klager, namelijk dat hij volledig in staat was zijn eigen werk te verrichten, maar dit betekent nog niet dat verweerster in deze onzorgvuldig heeft gehandeld’, moet zo worden gelezen dat met de tussenzin “namelijk dat hij volledig in staat was zijn eigen werk te verrichten” de visie van klager wordt weergegeven en dat die visie niet strookte met de uitkomsten van de arbeidsdeskundige rapportage en van het deskundigenoordeel van het UWV, te weten dat klager ongeschikt was voor de volledige omvang van het eigenwerk respectievelijk niet in staat was te achten zijn eigen werk volledig te verrichten (zie de vaststellingen van het Regionaal Tuchtcollege onder 2.4 en 2.5). Terecht heeft het Regionaal Tuchtcollege geoordeeld dat die uitkomst niet erop wijst dat aan de bedrijfsarts kan worden verweten dat zij ten opzichte van klager onzorgvuldig heeft gehandeld.

3.4              Dit betekent dat het beroep moet worden verworpen.

4.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

mr. J.P. Balkema, leden-juristen en mr.drs. W.A. Faas en mr.drs. J.A.W. Dekker, leden- beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

14 maart 2013.                       Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.