ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2635 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.270
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2635 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-02-2013 |
Datum publicatie: | 12-02-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.270 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verweerster, psychiater, doet aangifte van vernieling van haar fiets en daarop wordt de zoon van klagers aangehouden en veroordeeld. De klacht luidt dat de arts als psychiater in het onderhavige geval anders had kunnen en moeten handelen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht geen betrekking heeft op handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het handelen van verweerster niet kan worden gekwalificeerd als handelen in haar hoedanigheid van arts en verwerpt het beroep van klagers. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.270 van:
A. en B., wonende te C., appellanten, klagers in eerste aanleg,
tegen
D., psychiater, wonende te C., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. Ch.L. van den Puttelaar, advocaat te Rotterdam.
1. Verloop van de procedure
A. en B. - hierna klagers - hebben op 19 december 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen D. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 maart 2012, onder nummer 2011-257 heeft dat College klagers in de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Klagers zijn van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 december 2012, waar zijn verschenen klagers en de arts, bijgestaan door mr. Van den Puttelaar voornoemd. Mr. Van den Puttelaar heeft de standpunten van de arts toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft klagers in de klacht niet-ontvankelijk verklaard en heeft daartoe als volgt overwogen:
“Uit de stelling van klagers blijkt dat de klacht geen betrekking heeft op handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Aldus valt de klacht niet onder de reikwijdte van artikel 47 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondsheidszorg (BIG) en dienen klagers niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun klacht.”
3. Beoordeling van het hoger beroep
3.1 In hoger beroep komen klagers op tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun klacht. Zij concluderen tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot terugverwijzing voor inhoudelijke behandeling van de zaak naar een Regionaal Tuchtcollege. De arts heeft hiertegen verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.
3.2 Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van klagers in hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden relevant.
Klagers en de arts zijn buurtgenoten. Zowel klagers als de arts hebben een zoon. Deze beide zoons kennen elkaar en gaan naar dezelfde school. Op 4 februari 2009 heeft de arts aangifte gedaan van de vernieling van haar fiets bij de politie E.. De zoon van klagers is daarop aangehouden en veroordeeld.
3.3 De klacht van klagers luidt - kort samengevat - dat de arts als psychiater in het onderhavige geval anders had kunnen en moeten handelen dan zij heeft gedaan.
3.4 Op grond van artikel 47 Wet BIG is een arts onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met ofwel de zorg die de arts in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van - kort gezegd - zijn patiënt of diens naaste betrekkingen, ofwel het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.
3.5 In het onderhavige geval kwalificeert het Centraal Tuchtcollege het handelen van de arts – in casu het terstond doen van aangifte van de vernieling van haar fiets, zonder het verkennen van (naar het oordeel van klagers aanwezige) andere mogelijkheden om de kwestie te bespreken en uit de wereld te helpen - niet als handelen in haar hoedanigheid van arts. Voor een dergelijke kwalificatie is vereist dat het handelen van de arts voldoende verweven is met het zijn van arts. In het onderhavige geval, waar sprake is van handelingen in de privésfeer, is van een dergelijke verwevenheid geen sprake.
Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft het Regionaal Tuchtcollege, zij het op andere gronden, terecht het standpunt ingenomen dat de klacht niet valt onder de reikwijdte van artikel 47 Wet BIG en dat klagers derhalve niet-ontvankelijk zijn in hun klacht.
3.6 Uit het voorgaande volgt dat het beroep moet worden verworpen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. H.C. Cusell en
prof. mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en dr. J.C.M. van Huisseling en
prof. dr. G.H.A. Visser, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 februari 2013.
Bij ontstentenis van de voorzitter
getekend door prof.mr. J.K.M. Gevers w.g.
Secretaris w.g.