ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2632 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.179

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2632
Datum uitspraak: 07-02-2013
Datum publicatie: 12-02-2013
Zaaknummer(s): c2012.179
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft gedurende drie jaar als patiënt ingeschreven gestaan in de huisartsenpraktijk van verweerder. Op enig moment is door UWV contact met verweerder opgenomen over klager en heeftverweerder een fax gestuurd met de mededeling dat opname van klager in verband met psychische klachten gewenst was. Klager verwijt verweerder dat hij 1) betalings- en behandelafspraken heeft gemaakt met een uitkeringsdeskundige van UWV, 2) geen informatie heeft gegeven over het behandelplan en 3) niet heeft gecommuniceerd met klager in 2006 en later. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde hoger beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.179 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, wonende te D., destijds werkzaam te E., verweerder in beide instanties, gemachtigde:

mr. drs. C. van der Kolk-Heinsbroek, advocaat te Eindhoven.

1.         Verloop van de procedure

A. (hierna klager) heeft op 11 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. (hierna de arts) een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 december 2011, onder nummer 11/142, heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 18 december 2012, waar zijn verschenen klager en de arts. De arts werd bijgestaan door mr. drs. C. van der Kolk-Heinsbroek, die de standpunten van de arts heeft toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager heeft in de periode 2006 – 2009 ingeschreven gestaan in de huisartsenpraktijk waar verweerder werkzaam is.

Op 12 mei 2006 heeft klager het UWV verzocht om te worden opgenomen.

Naar aanleiding daarvan heeft verweerder een fax gestuurd naar UWV met hetgeen staat vermeld in het huisartsenjournaal, namelijk:

“Mevrouw F. van het UWV belt in verband met een spoedgeval, patiënt is een tijdbom, doet zichzelf of een ander wat aan. Patiënt wil graag direct opgenomen worden, mevrouw is zijn contactpersoon bij UWV. Zij heeft over patiënt contact met DR. Wanneer de huisarts een brief faxt met de tekst: opname gewenst in verband met psychische klachten, dan mag patiënt opgenomen worden. Zij vinden het onverantwoord dat dit langer uitgesteld wordt. Ik heb met C. (verweerder, toev. college) besproken en er is een fax weggegaan met deze tekst. ”

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.                  betalings- en behandelafspraken heeft gemaakt met een uitkering deskundige

            van het UWV;

2.                  geen informatie heeft gegeven over het behandelplan;

3.                  niet heeft gecommuniceerd met klager in 2006 en later.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Het college overweegt met betrekking tot het klachtonderdeel onder 1 dat, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder en op grond van de stukken, niet is gebleken dat verweerder een betaling en behandelafspraken heeft gemaakt met een uitkering deskundige van het UWV.

Verweerder heeft geen behandelplan overeengekomen met UWV. Verweerder kon derhalve daar geen informatie over geven. Het klachtonderdeel onder 2 is eveneens ongegrond.

Uit de door verweerder overgelegde e-mail correspondentie blijkt genoegzaam dat verweerder vanaf 2006 met klager heeft gecommuniceerd. Een gesprek heeft plaatsgevonden op 1 maart 2011, waarbij over deze punten is gesproken. Klager heeft inmiddels een andere huisarts, zodat verdere communicatie niet meer in de rede ligt. Het derde klachtonderdeel is ook ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47

lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1. In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. R. Veldhuisen en

mr. M.M.A. Gerritzen-Gunst, leden-juristen en drs. M.G.M. Smid-van Oostendorp en

drs. F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 februari 2013.

                        Voorzitter   w.g.                                            Secretaris  w.g.