ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2629 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.133

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2629
Datum uitspraak: 07-02-2013
Datum publicatie: 12-02-2013
Zaaknummer(s): c2012.133
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster is na een ongeval aangewezen op loop- en nachtspalken. Bij klaagster zijn op enig moment een nieuwe nachtspalk en aanpassingen voor de loopspalk voorgesteld. Klaagster was daarover niet tevreden en verweerder heeft klaagster in het kader van een second opinion, samen met een instrumentenmaker, gezien en een nieuwe loopspalk en aanpassingen voor de nachtspalk voorgesteld. Klaagster verwijt verweerder dat hij: 1. Haar tijdens het consult heeft uitgevraagd over haar klachten ondanks de uitgebreide schriftelijke informatie; 2. Niet aanwezig was bij de levering van de loopspalk; 3. Aan de instrumentmaker verkeerde instructies heeft gegeven; 4. Haar niet alle keuzemogelijkheden heeft gegeven; 5. De behandeling van de klacht bij de klachtencommissie heeft vertraagd. RTG Amsterdam: Als kennelijk ongegrond afgewezen. CTG verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.133 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., revalidatiearts, wonende te D., verweerder in beide instanties, raadsvrouw mr. M.C. Hoorweg-de Boer.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 16 maart 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 december 2011, onder nummer 11/086 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.132 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 december 2012, waar zijn verschenen klaagster en de arts, bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-de Boer.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1

Verweerder is als (revalidatie)arts verbonden aan een revalidatiekliniek, hierna te noemen de kliniek. Klaagster is na een verkeersongeval aangewezen op loop- en nachtspalken. Zij was bij de kliniek onder behandeling. Daar is zij drie keer op het spreekuur gezien, op 18 mei 2010, op 20 juli 2010 en op 3 augustus 2010.

2.2

In overleg met een instrumentmaker werd bij het consult op 18 mei 2010 een nieuwe nachtspalk en aanpassingen voor de loopspalk voorgesteld. Bij het consult van 20 juli 2010 was klaagster niet tevreden over de aanpassingen van de loopspalk. Een collega van verweerder heeft voorgesteld om eerst een analyse te maken van de problemen, en daarna een nieuwe loopspalk te laten maken. Klaagster was het daarmee niet eens. Bij het consult op

3 augustus 2010 was klaagster ook niet tevreden over de nieuwe nachtspalk. Er werd voorgesteld een vervolgafspraak te maken. Klaagster heeft dat niet gedaan.

2.3

In het kader van een second opinion heeft verweerder klaagster op 1 november 2010 samen met een instrumentmaker gezien. Het voorstel van verweerder was: een nieuwe loopspalk en aanpassingen voor de nachtspalk.

2.4

De instrumentmaker heeft de loopspalk op 26 november 2010 aan klaagster afgeleverd. Verweerder was daarbij niet aanwezig. Op 17 december 2010 was een vervolgafspraak gepland, en vervolgens op 27 december. Klaagster heeft deze afspraak afgebeld en op 27 december is zij niet verschenen.

2.5

Op 10 januari 2011 heeft klaagster een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de kliniek. Deze heeft bij uitspraak van 21 april 2011 de klacht ongegrond verklaard en de kliniek geadviseerd om klaagster (nogmaals) uit te nodigen om haar spalk(en) te beoordelen en als nodig aan te (laten) passen. Verweerder heeft bij brief van 15 april 2011 klaagster uitgenodigd voor een afspraak. Klaagster heeft daaraan geen gehoor gegeven.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. klaagster tijdens het consult van 1 november 2010 heeft uitgevraagd over haar klachten ondanks de uitgebreide schriftelijke informatievoorziening;

2. niet aanwezig was bij de levering van de loopspalk op 26 november 2010;

3. aan de instrumentmaker als onbekwaam persoon, verkeerde instructies heeft gegeven;

4. klaagster niet alle keuzemogelijkheden heeft gegeven;

5. de klachtenprocedure heeft vertraagd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.De overwegingen van het college

5.1

Ondanks het uitgebreide debat tussen partijen is niet komen vast te staan dat verweerder in deze op enig moment jegens klaagster tekort is geschoten.

Om te beginnen, het getuigt juist van een zorgvuldige handelwijze van verweerder in het kader van een second opinion ondanks de schriftelijke informatievoorziening klaagster specifiek over de aard van haar klachten heeft uitgevraagd en haar de gelegenheid heeft gegeven om uitgebreid te vertellen over de problemen die zij met de spalken had. Dit met het doel van verweerder om zich een eigen oordeel te kunnen vormen.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.2

Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat in dit geval van de standaardprocedure – aflevering van spalken in aanwezigheid van de arts en de instrumentmaker – is afgeweken, omdat de instrumentmaker had besloten de spalk eerder af te leveren. Een volgende afspraak met verweerder was gepland op 17 december 2010. Klaagster had in die tussenliggende periode voldoende tijd om te zien of er nog aanpassingen nodig waren. Dat klaagster daarna niet op de gemaakte afspraken is verschenen, kan verweerder niet helpen.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3

Een instrumentenmaker is volledig gekwalificeerd voor de hier bedoelde handelingen zoals het aanmeten en het aanpassen van spalken. Van verkeerde instructies is niet gebleken. Deze waren ook gezamenlijk tot stand gekomen.

Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

5.4

Niet is gebleken dat verweerder klaagster niet voldoende keuzemogelijkheden heeft gegeven. Overigens behoeft verweerder ook niet alle keuzemogelijkheden voor te leggen. Verweerder heeft zich in deze beperkt tot de specifiek voor klaagster van belang zijnde keuzemogelijkheden. Dat mocht hij doen.

Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond

5.5

Voor de duur van de afhandeling bij de klachtencommissie is verweerder niet verantwoordelijk. Niet is gebleken dat verweerder op enig moment niet tijdig heeft gereageerd

Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1 Met haar beroep beoogt klaagster de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in de kern neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit.

4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. M. Zandbergen en

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en dr. W.J. Rijnberg en dr. R.P. Kleyweg, leden-beroepsgenoten en mr. J. van den Hoven, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 februari 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.