ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2619 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.375

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2619
Datum uitspraak: 29-01-2013
Datum publicatie: 12-02-2013
Zaaknummer(s): c2011.375
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster is onder behandeling van verweerder, dermatoloog. Wanneer zij zonder huisarts raakt wendt zij zich ook voor eerstelijnshulp tot het ziekenhuis waar de dermatoloog werkzaam is. Het ziekenhuisbestuur besluit deze situatie voor drie maanden te laten voortduren waarna klaagster alleen voor spoedeisende respectievelijk noodzakelijke zorg in het ziekenhuis terecht kan. In deze periode van drie maanden wordt klaagster geacht een nieuwe huisarts te vinden, wat haar niet lukt. Klaagster verwijt verweerder dat haar gezondheid ernstig wordt geschaad doordat verweerder verdere behandeling van klaagster belemmert en weigert. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het beroep van klaagster wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.375 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., dermatoloog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 9 september 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

8 november 2011, onder nummer 10125a heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Van de arts is geen verweerschrift in hoger beroep ontvangen.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2011.376 en C2011.378 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 december 2012. Voorafgaand aan de zitting bereikte het Centraal Tuchtcollege het bericht dat klaagster is overleden. Namens klaagster is niemand verschenen. Verweerder is niet ter zitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.       De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is vanaf 2005 patiënte in het ziekenhuis, onder andere bij verweerder als dermatoloog. Tot einde 2009 kon zij bij de afdeling dermatologie reguliere afspraken maken.

Verweerder heeft klaagster zeven keer gezien. Op zeker moment had klaagster geen huisarts meer. Vanaf dat moment wendde zij zich rechtstreeks tot het ziekenhuis, ook voor eerstelijnshulp. In januari 2010 heeft dit geleid tot een besluit van het ziekenhuisbestuur dat klaagster de zorg, bestaande uit medicijnen en machtigingen, nog voor drie maanden kreeg, in welke periode zij een huisarts moest vinden. Dat is niet gelukt. Spoedeisende respectievelijk noodzakelijke zorg in het ziekenhuis bleef wel mogelijk.

3.         Het standpunt van klaagster en de klacht

De klachten komen hierop neer dat klaagsters gezondheid ernstig wordt beschadigd doordat verweerder verdere behandeling van klaagster belemmert en weigert.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder ontkent gemotiveerd de verwijten. Op het concrete verweer wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

5.         De overwegingen van het college

Ter gelegenheid van de consulten heeft verweerder naar het oordeel van het college adequaat gehandeld, zoals in het verweer feitelijk omschreven. Niet is komen vast te staan of aannemelijk geworden dat verweerder ter zake van de behandeling van klaagster ook maar enig verwijt treft.

Ten slotte kan niet worden gezegd dat aan klaagster enige (spoed)behandeling die zij nodig had, is geweigerd. Het ziekenhuisbeleid, zoals hierboven weergegeven, was in de gegeven situatie als redelijk aan te merken. Nu niet is gebleken van een (spoedeisende) noodzaak tot behandeling van klaagster, is het handelen van verweerder niet verwijtbaar geweest.

Naar het oordeel van het college heeft verweerder in de situatie dat klaagster geen huisarts had prudent gehandeld.

Het is het college niet gebleken dat verweerder klaagster heeft behandeld op een tuchtrechtelijk verwijtbare wijze.

De klacht is kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1       Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert - impliciet - tot gegrond verklaring van het beroep. De arts heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd.

4.2       De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

prof. mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en dr. J.C.M. van Huisseling en

prof. dr. G.H.A. Visser, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2013.

                                               Bij ontstentenis van de voorzitter  w.g.                                                                                getekend door prof.mr. J.K.M. Gevers

                                               Secretaris  w.g.