ECLI:NL:TGZCTG:2013:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.444

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:99
Datum uitspraak: 10-09-2013
Datum publicatie: 10-09-2013
Zaaknummer(s): c2012.444
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het Centraal Tuchtcollege is, met klager, van oordeel dat het tuchtrecht dient als waarborg voor een zorgvuldige uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Dat impliceert dat een goede en onafhankelijke tuchtrechtspraak een door artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG beschermd belang vormt. Het publiceren over een bij een tuchtcollege lopende zaak door een tandarts die als adviseur rechtstreeks bij die zaak is betrokken, op een zodanige wijze dat duidelijk is dat het artikel die lopende zaak betreft, schept het risico dat het tuchtcollege door die publicatie wordt beïnvloed. Daarmee kan de onafhankelijkheid van het tuchtrecht in het geding komen zodat klager in die zin ontvankelijk is in zijn klacht.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.444 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, wonende te D., verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 24 november 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de tandarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van

10 juli 2012 , onder nummer 11/472T, heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Daarna heeft hij bij brief van 21 mei 2013 een “Schriftelijke weergave van de op 06-06-2013 door C. te geven toelichting op de ontvankelijkheidsvraag” ingebracht.

Bij brief van 27 februari 2013 heeft het secretariaat van het Centraal Tuchtcollege partijen meegedeeld dat ter zitting alleen de vraag naar de ontvankelijkheid van klager aan de orde zal komen.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 juni 2013, waar partijen beiden zijn verschenen.

De zaak is over en weer bepleit. Klager heeft zijn standpunten toegelicht aan de hand van een “Schriftelijke weergave / toelichting op de ontvankelijkheid” die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd. De tandarts heeft zijn standpunten, zoals uiteengezet in de eerder genoemde toelichting van 21 mei 2013, deels voorgedragen.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1. De in eerste aanleg ingediende klacht hield volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:

“Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat dezen misbruik heeft gemaakt van zijn positie als tandarts/juridisch adviseur en zijn positie als hoofdredacteur van het blad Tandartspraktijk om het verloop van een tuchtrechtelijke procedure te beïnvloeden”.

2.2. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

“Naar het oordeel van het college heeft de klacht geen betrekking op enig handelen als bedoeld in artikel 47 de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Het verweten handelen staat immers niet in verband met enig handelen in de individuele gezondheidszorg. Daaruit volgt dat klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn klacht”.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

3.1. Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende feiten en omstandigheden.

3.2. In een tegen klager aangespannen tuchtrechtelijke procedure heeft hij zijn rechtsbijstandverzekeraar (E.) toestemming gegeven een tandartsadviseur naar de zaak te laten kijken. Die zaak betrof in essentie de vraag of het spoelen van het wortelkanaal met natriumhypochloriet een aan de tandarts voorbehouden (deel)handeling is dan wel dat hij die handeling mag overlaten aan een in zijn praktijk werkzame mondhygiëniste. De tandartsadviseur – de tandarts in de onderhavige procedure – heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling in voormelde tuchtrechtelijke procedure een bijdrage gepubliceerd in het blad Tandartspraktijk waarin hij voornoemde vraag – zonder namen te noemen – uiteenzet. Onder de kop “Deemoedig” schrijft hij:

“Concluderend legt de tandheelkundig adviseur de rechtsbijstandjurist uit dat het in feite niet uitmaakt of er sprake is van een voorbehouden, dan wel een niet-voorbehouden handeling: de mondhygiëniste is sowieso onbekwaam om de handeling te verrichten. De tandarts kan in dat geval de handeling niet door haar laten uitvoeren. Door dat wel te doen, heeft hij gehandeld in strijd met de zorg die hij als goed beroepsbeoefenaar behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt. De tandheelkundig adviseur raadt aan om de juridische strategie met een discussie over al dan niet voorbehouden behandeling te verlaten. Hij adviseert de jurist om de tandarts ertoe te bewegen een deemoedige houding bij het tuchtcollege aan te nemen. Voorts is het advies aan de tandarts om aan de tuchtrechter te laten weten dat hij heeft ingezien dat hij onderdelen van een wortelkanaalbehandeling niet aan een mondhygiëniste kan overlaten. Misschien dat de tuchtrechter dan volstaat met het gegrond verklaren van de klacht zonder een tuchtmaatregel op te leggen”.

Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager in die zaak een waarschuwing opgelegd. Die uitspaak is door het Centraal Tuchtcollege vernietigd.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1. Klager bestrijdt in beroep het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat hij niet in de klacht kan worden ontvangen. Volgens klager draagt het tuchtrecht direct bij aan de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg door te waken over de uitvoering van de feitelijke zorg. De tandarts heeft volgens hem willens en wetens getracht dit proces te verstoren door de zaak voorafgaand aan de tuchtrechtelijke procedure uitgebreid en herkenbaar in de vakliteratuur uit te meten en daarmee de goede uitoefening van het tuchtproces en dus de uitoefening van de individuele gezondheidszorg aangetast. Klager stelt voorts nog dat de tandarts, via de rechtsbijstandverzekeraar, in zijn opdracht heeft gehandeld; voor het advies was immers zijn toestemming vereist. Daarnaast beticht hij de tandarts van (opzettelijk) ernstig oncollegiaal gedrag.

4.2. De tandarts heeft het beroep van klager gemotiveerd bestreden. Hij stelt vooral dat de publicatie niet in verband staat met enig handelen in de individuele gezondheidszorg alsook dat hij niet in opdracht van klager heeft gehandeld. Hij geeft toe dat het – achteraf gezien – onverstandig is geweest om het artikel te publiceren voordat het Regionaal Tuchtcollege ter zake een beslissing had geformuleerd. Bij selectieve lezing zou de schijn kunnen ontstaan dat hij getracht heeft in een lopende tuchtzaak te interveniëren. Zorgvuldige lezing leert echter dat hij zich niet rechtstreeks tot de tuchtrechter wendt maar slechts een mogelijke afloop van een tuchtzaak schetst. Dat de beroepsgenoten in de tuchtcolleges zeer wel in staat zijn om eigenstandig een zaak te beoordelen, is bij hem aan geen enkele twijfel onderhevig.

Beoordeling

4.3. Het Centraal Tuchtcollege is, met klager, van oordeel dat het tuchtrecht mede dient als waarborg voor een zorgvuldige uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Dat impliceert dat ook een goede en onafhankelijke tuchtrechtspraak een door artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG beschermd belang vormt.

4.4. Het publiceren over een bij een tuchtcollege lopende zaak door een tandarts die als adviseur rechtstreeks bij die zaak is betrokken, op een zodanige wijze dat duidelijk is dat het artikel die lopende zaak betreft, schept het risico dat het tuchtcollege door die publicatie wordt beïnvloed. Daarmee kan de onafhankelijkheid van het tuchtrecht in het geding komen, althans kan de schijn worden gewekt dat zulks het geval is, zodat klager in die zin ontvankelijk is in zijn klacht.

4.5. Anders dan klager, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de tandarts niet in opdracht van klager heeft gehandeld maar in opdracht van diens rechtsbijstandverzekeraar. Partijen beogen met hun discussie dienaangaande kennelijk (mede) aan de orde te stellen of klager als belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG kan worden aangemerkt. Nog daargelaten dat klager betrokken was in de procedure/rechtsvraag waarover de publicatie handelde en over wiens handelen de rechtsbijstandverzekeraar advies vroeg aan de tandarts, kan ook een collega als belanghebbende in de zin van voormelde bepaling worden beschouwd, met name in geval van oncollegiaal gedrag dat van invloed is (of kan zijn) op de individuele gezondheidszorg (en de daaraan gerelateerde onafhankelijke tuchtrechtspraak). Klager is dus ook in dat opzicht ontvankelijk in zijn klacht.

4.6. Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege klager ontvankelijk zal verklaren in zijn klacht en een nieuwe mondelinge behandeling van zijn beroep zal plannen teneinde de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.7. Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal publicatie van deze beslissing worden bepaald.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;

bepaalt dat een mondelinge behandeling van het beroep zal worden gepland teneinde de zaak inhoudelijk te behandelen;

bepaalt dat deze beslissing op voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Tandartsenblad, Dentz en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. P.J. Wurzer en

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en

mr. drs. R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2013.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.