ECLI:NL:TGZCTG:2013:97 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.228

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:97
Datum uitspraak: 03-09-2013
Datum publicatie: 04-09-2013
Zaaknummer(s): c2012.228
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht: Klager meldt zich na een trauma met een breuk in zijn rechtervoet op de afdeling SEH van het ziekenhuis, alwaar de dienstdoende arts een gipsspalk en fraxiparine als medicatie adviseert. Klager heeft dit advies niet opgevolgd en is vertrokken. Zes dagen later is hij teruggekeerd op de SEH en daar heeft verweerster, arts-assistent, klager hetzelfde advies gegeven. Een of twee dagen later is in de gipskamer loopgips bij klager aangelegd, als gevolg waarvan fraxiparine niet (langer) noodzakelijk was. Klager verwijt verweerster dat zij hem onnodig fraxiparine heeft voorgeschreven waardoor hij schade heeft geleden. RTG Eindhoven: Als kennelijk ongegrond afgewezen. CTG: verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.228 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., arts-assistent, werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. D. Stikkelbroeck.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 6 juli 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de arts-assistent - een klacht ingediend. Bij beslissing van 26 april 2012, onder nummer 11109a, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts-assistent heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 27 juni 2013, waar is verschenen de arts-assistent, bijgestaan door mr. D. Stikkelbroeck. Klager is niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 26 oktober 2010 meldde klager zich op de afdeling spoedeisende hulp (SEH) van het ziekenhuis na een trauma op 25 oktober 2010. Er werd een breuk in zijn rechtervoet vastgesteld. De dienstdoende arts adviseerde een gipsspalk (onderbeengips) en fraxiparine als medicatie. Klager gaf aan dat hij geen gips wilde en dat hij wel naar zijn huisarts zou gaan als de klachten aanhielden.

Op 1 november 2010 meldde klager zich opnieuw op de afdeling SEH. Verweerster had op dat moment dienst als arts-assistent. Zij kwam tot hetzelfde advies als haar collega die op 26 oktober 2010 dienst had. Een verpleegkundige legde vervolgens een gipsspalk aan om klagers rechtervoet. Omdat het hier niet om loopgips ging en klager dus gedeeltelijk immobiel werd, schreef verweerster tevens fraxiparine voor. Daarnaast kreeg klager het advies om de dag daarop de poli orthopedie te bellen voor het maken van een controleafspraak een week later.

Op 3 november 2010 nam klager zelf contact op met de gipskamer van het ziekenhuis. Hij bleek daar al direct terecht te kunnen en kreeg nog dezelfde dag loopgips

aangelegd. De op dat moment dienstdoende arts vond het gebruik van fraxiparine niet langer nodig omdat klager nu niet meer immobiel was.

Klager, die op 1 november 2010 na het aanleggen van de gipsspalk overeenkomstig het advies van de dienstdoende arts fraxiparine had aangeschaft bij de apotheek, verzocht daarop aan de apotheek om de overtollige doses fraxiparine terug te nemen. De apotheek ging niet op dat verzoek in.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster dat zij hem onnodig veel fraxiparine heeft voorgeschreven. Klager stelt dat hij daardoor schade heeft geleden voor een bedrag van € 51,26.

4. Het standpunt van verweerder

Volgens verweerster heeft zij klager op 1 november 2010 overeenkomstig het protocol fraxiparine voorgeschreven en hem geadviseerd om een afspraak voor een week later op de poli orthopedie te maken. Zij wees er in dat verband nog op dat zij niet had kunnen voorzien dat klager al op 3 november 2010 op de gipskamer loopgips aangelegd zou krijgen.

5. De overwegingen van het college

Verweerster heeft als arts-assistent op de afdeling SEH klager op 3 november 2010 een gipspalk om zijn rechtervoet laten aanbrengen en daarbij, conform het protocol, fraxiparine voorgeschreven. Zij heeft klager geadviseerd om een vervolgafspraak voor een week daarna te maken. Doordat klager de gipsspalk echter al op 3 november 2010 liet vervangen door loopgips was het gebruik van fraxiparine vanaf dat moment niet meer nodig. Naar het oordeel van het college kan verweerster niet worden aangerekend dat klager al na twee dagen de gipsspalk liet vervangen en daardoor met een overbodige hoeveelheid fraxiparine kwam te zitten. Verweerster mocht er immers van uit gaan dat klager gedurende minimaal een week de gipsspalk zou dragen. Het college ziet dan ook geen aanleiding verweerster een tuchtrechtelijk verwijt te maken voor het feit dat zij klager fraxiparine heeft voorgeschreven. De klacht is kennelijk ongegrond.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, voor zover die weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1. Met zijn beroep beoogt klager de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in de kern neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit.

4.2 De arts-assistent heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. J.P. Balkema en

mr. W.P.C.M. Bruinsma, leden-juristen en dr. R.M. Bloem en dr. R.T. Ottow,

leden-beroepsgenoten en mr. J. van den Hoven, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.