ECLI:NL:TGZCTG:2013:88 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.427

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:88
Datum uitspraak: 13-08-2013
Datum publicatie: 13-08-2013
Zaaknummer(s): c2012.427
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen dermatoloog. De arts heeft klaagster eenmaal op verwijzing van haar huisarts op het spreekuur gezien. Klaagster verwijt de arts dat deze een foutieve diagnose heeft gesteld, geweigerd heeft weefselonderzoek te verrichten en geen vervolgafspraak heeft gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.427 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., dermatoloog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. P.N. van Regteren Altena, advocaat te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 11 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 juli 2012, onder nummer 11/193 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd behandeld - maar niet gevoegd - met de zaken C2012.421, C2012.422, C2012.423, C2012.424, C2012.425 en C2012.426 ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 juni 2013, waar zijn verschenen klaagster en, namens de arts, mr. van Regteren Altena voornoemd, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. M.C.J. Höfelt.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1

Verweerder is sinds 1998 als dermatoloog verbonden aan de afdeling huidziekten

van een Academisch Ziekenhuis, hierna “ het ziekenhuis” te noemen. Klaagster was in behandeling bij de polikliniek van de huidziekten bij het ziekenhuis.

2.2

Op 22 november 2001 heeft verweerder klaagster op verwijzing van haar huisarts op zijn spreekuur gezien. Klaagster had klachten van roodheid en jeuk aan haar gezicht. Zij had daarvoor eerder een andere dermatoloog bezocht. Verweerder heeft geen afwijkingen vastgesteld.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. bij het consult op 22 november 2001 een foutieve diagnose heeft gesteld en

heeft geweigerd weefselonderzoek te verrichten;

2. geen vervolgafspraak heeft gemaakt.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1

Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat hij een anamnese heeft afgenomen en lichamelijk onderzoek verricht, waarbij hij geen afwijkingen heeft vastgesteld. De klachten waren, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, op dat moment nagenoeg verdwenen. Differentiaal diagnostisch kon nog worden gedacht aan differentiaal rosacea, dermatitis perioralis en seborroisch eczeem. Op dat moment was er daarom voor verweerder geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten. Dat onderzoek zou ook niet bijdragen aan het stellen van een diagnose.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.2

Gelet op het hiervoor vermelde was er voor verweerder ook geen aanleiding voor het maken van een vervolgafspraak. Dat paste ook bij het door hem vastgestelde beleid in deze.

Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Zij

concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege en - impliciet - tot gegrond verklaring van haar klacht.

4.2 De arts heeft verweer gevoerd en - eveneens impliciet - geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en

mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en prof. dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.