ECLI:NL:TGZCTG:2013:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.422
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-08-2013 |
Datum publicatie: | 13-08-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.422 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen psychiater. De arts heeft klaagster eenmaal op consult gezien, samen met de behandelend dermatoloog van klaagster. Klaagster verwijt de arts dat deze ongevraagd consult bij klaagster in rekening heeft gebracht en heeft beweerd dat klaagster therapie nodig had, heeft meegewerkt aan het vervalsen van het medisch dossier en een foutieve diagnose heeft gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.422 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. P.N. van Regteren Altena, advocaat te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 11 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 juli 2012, onder nummer 11/188 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd behandeld - maar niet gevoegd - met de zaken C2012.421, C2012.423, C2012.424, C2012.425, C2012.426 en C2012.427 ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 juni 2013, waar zijn verschenen klaagster en, namens de arts, mr. van Regteren Altena voornoemd, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. M.C.J. Höfelt.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1
Verweerster is sinds 2009 psychiater. Voordien was zij arts-assistent in opleiding tot psychiater verbonden aan een Academisch ziekenhuis, hierna “ het ziekenhuis” te noemen.
2.2
Verweerster heeft klaagster eenmaal op 12 januari 2007 gezien. Klaagster was in verband met een huidaandoening bekend bij de afdeling Huidziekten van het ziekenhuis.
2.3
Op advies van de behandelend dermatoloog van klaagster was de afdeling psychiatrie betrokken geraakt bij de zorg voor klaagster. Bij vermeld consult was de behandelend dermatoloog van klaagster en verweerster aanwezig.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1. een ongevraagd consult bij klaagster in rekening heeft gebracht en dat zij
heeft beweerd dat klaagster therapie nodig had;
2. heeft meegewerkt aan het vervalsen van het medisch dossier van klaagster;
3. een foutieve diagnose “ parasietenwaan ” bij klaagster heeft gesteld.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1
Verweerster heeft aannemelijk gemaakt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat klaagster dat klaagster toestemming had gegeven om op die dag tegelijkertijd met de dermatoloog ook een arts van de afdeling psychiatrie van het ziekenhuis te consulteren. Verweerster had namelijk begrepen dat een week daarvoor haar collega ook al bij een consult met de behandelend dermatoloog en klaagster aanwezig was geweest. Hoewel het in het algemeen raadzaam is die toestemming niet te veronderstellen maar dat bij de patiënt aan te kaarten, kan in dit geval aan verweerster niet met succes een verwijt worden gemaakt. Niet is gesteld of gebleken dat klaagster op enig moment bezwaar heeft geuit tegen de aanwezigheid van verweerster. Daarbij is niet gebleken dat verweerster heeft gesproken over het volgen van therapie. Gelet op het voorgaande mocht verweerster het consult dan ook in rekening brengen.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.2
Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster het dossier van klaagster heeft vervalst of hieraan heeft medegewerkt. Daar zijn geen aanwijzingen voor. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
5.3
Verder is niet gebleken dat verweerster in deze een diagnose bij klaagster heeft gesteld. Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de klachten van klaagster met haar heeft besproken en dat zij klaagster alleen heeft uitgelegd welke medicatie haar zou kunnen helpen. Klaagster heeft niet betwist dat verweerster geen medicatie heeft voorgeschreven. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Zij
concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege en - impliciet - tot gegrond verklaring van haar klacht.
4.2 De arts heeft verweer gevoerd en - eveneens impliciet - geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en
mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en prof. dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.