ECLI:NL:TGZCTG:2013:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.421

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:82
Datum uitspraak: 13-08-2013
Datum publicatie: 13-08-2013
Zaaknummer(s): c2012.421
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Op verzoek van een behandelend dermatoloog van klaagster heeft de arts klaagster eenmaal op een, gezamenlijk met de dermatoloog gehouden, consult gezien. Klaagster verwijt de arts dat deze zich niet als psychiater heeft voorgesteld, psychotrope medicatie heeft aangeboden, een foutieve diagnose heeft gesteld en het medisch dossier van klaagster heeft vervalst. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.421 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, (destijds) werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. P.N. van Regteren Altena, advocaat te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 11 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 juli 2012, onder nummer 11/187 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd behandeld - maar niet gevoegd - met de zaken C2012.422, C2012.423, C2012.424, C2012.425, C2012.426 en C2012.427 ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 juni 2013, waar zijn verschenen klaagster en, namens de arts, mr. van Regteren Altena voornoemd, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. M.C.J. Höfelt.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1

Verweerder was destijds als arts in opleiding tot psychiater verbonden aan een Academisch Ziekenhuis, hierna “ het ziekenhuis” te noemen.

2.2

Klaagster is sinds enkele jaren bekend bij de afdeling huidziekten van het ziekenhuis. 2.3

Begin januari 2007 heeft klaagster zich tot het ziekenhuis gewend met de mededeling dat zij door insecten gestoken was in haar bilstreek. In de status staat vermeld dat de behandelend dermatoloog telefonisch overleg heeft gepleegd met verweerster. Op ver-zoek van de behandelend dermatoloog heeft verweerster klaagster op 5 januari 2007 in een gezamenlijk consult gezien. Bij advies heeft verweerster onder meer genoteerd: “ waanstoornis.. staken van de somatische diagnostiek.”

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1. zich niet aan klaagster heeft voorgesteld als psychiater; dat zij een

ongevraagd consult in rekening heeft gebracht;

2. haar bij herhaling psychotrope medicatie heeft aangeboden; dat zij klaagster

onder druk heeft gezet om toe te geven dat zij zich urenlang wast;

3. een foutieve diagnose heeft gesteld;

4. het medisch dossier van klaagster heeft vervalst.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1

Voorop kan worden gesteld dat het de behandelend dermatoloog was die verweerster na telefonisch overleg heeft verzocht om aanwezig te zijn bij het consult op 5 januari 2007. Klaagster heeft kennelijk geen bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van verweerster, toen klaagster – mogelijk onverwacht – met de aanwezigheid van verweerster geconfronteerd werd Verweerster stelt dat zij zich tegenover klaagster heeft voorgesteld als psychiater in opleiding en dat zij ook als zodanig heeft deelgenomen aan het gesprek. Dat deze stelling ongegrond is blijkt niet. Wat hier ook van zij, er is geen reden om aan te nemen dat dit klachtonderdeel gegrond is. Het was wellicht verstandiger geweest als verweerster expliciet had vastgesteld dat klaagster (alsnog) had ingestemd met haar aanwezigheid, maar door dit achterwege te laten heeft verweerster tuchtrechtelijk niet verwijtbaar gehandeld. Het consult heeft plaatsgevonden en verweerster mocht dat derhalve ook in rekening brengen.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.2

Uit het medisch dossier komt naar voren dat is verweerster in het kader van diagnostiek een anamnese heeft afgenomen. Daarin zijn geen aanwijzingen te vinden die wijzen in de richting dat verweerster klaagster op enig moment onder druk heeft gezet. De intentie van het consult was gericht op de diagnostiek ter verdere passende behandeling. Overigens is niet gebleken dat verweerster klaagster (psychotrope) medicatie heeft voorgeschreven.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3

Niet is gebleken dat verweerster op basis van anamnese, de informatie van de behandelend dermatoloog en na overleg met haar supervisor niet de waarschijnlijk-heidsdiagnose “waanstoornis van het somatische type” heeft kunnen en mogen stellen. Niet is gebleken dat verweerster een foutieve diagnose heeft gesteld. Dat klaagster het niet eens is met deze diagnose doet daaraan niet af. Evenals het feit dat klaagster volhardde bij het bestaan van een parasieteninfectie bij haar ondanks afwezigheid van somatisch bewijs na uitgebreide diagnostiek door verschillende dermatologen. De artsen mochten uitgaan van de diagnose “parasietenwaan”.

Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

5.4

Van enige vervalsing van het medisch dossier van klaagster is niet gebleken. Verweerster heeft het consult van 5 januari 2007 gerapporteerd in het hiervoor bestemde consultformulier en dit formulier is ook opgeslagen in het medisch dossier.

Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

De brieven van 29 maart 2012 en 14 mei 2012 van klaagster brengen geen verandering in het bovenstaande. Eerstgenoemde brief al daarom niet, omdat de daarin door klaagster geuite bezwaren tegen de weigering van verweerster om vragen van haar kant te beantwoorden los staat van de klachtonderdelen die hier ter beoordeling staan. De tweede brief is overigens niet tijdig en pas na het schriftelijk indienen van alle stukken ingediend. In het kader van deze procedure had verweerster niet meer de verplichting om die tweede brief te reageren.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Zij

concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege en - impliciet - tot gegrond verklaring van haar klacht.

4.2 De arts heeft verweer gevoerd en - eveneens impliciet - geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en

mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en prof. dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.