ECLI:NL:TGZCTG:2013:81 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.420
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:81 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-08-2013 |
Datum publicatie: | 13-08-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.420 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt huisarts dat zij de huidklachten van klaagster heeft genegeerd en informatie van een dermatoloog heeft onthouden, dat zij onderling afspraken met een collega heeft gemaakt om klaagster te beletten van praktijk te veranderen en dat zij in 2006 feiten heeft verzonnen en klaagster als een gestoorde heeft gepresenteerd. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Beroep klaagster verworpen door Centraal Tuchtcollege. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.420 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., arts, wonende te D., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, verbonden aan de Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna: klaagster - heeft op 11 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna: de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 juli 2012, onder nummer 11/186 heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 mei 2013, waar klaagster is verschenen, alsmede de arts, bijgestaan door haar gemachtigde.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“ 2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1
Verweerster is huisarts en voert praktijk samen met een collega. Klaagster is sinds 2002 als patiënt bekend in deze praktijk. In het jaar 2006 heeft klaagster te kennen gegeven zich uit de praktijk te willen uitschrijven. Klaagster heeft geen nieuwe huisarts opgegeven.
2.2
In het medisch dossier staat vermeld dat klaagster verweerster in de jaren 2002 tot 2005 diverse malen heeft bezocht met klachten van uiteenlopende aard.
2.3
Bij brief van 14 februari 2006 heeft verweerster klaagster naar een dermatoloog verwezen. In genoemde brief staat vermeld dat klaagster vertelt jaren terug een scabiës infectie te hebben opgelopen. Voorts staat vermeld : “ Het is een wat fantastisch verhaal”.
3.De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1. de huidklachten van klaagster heeft genegeerd en dat zij informatie van een
dermatoloog heeft onthouden;
2. onderlinge afspraken met een collega heeft gemaakt om klaagster te beletten van praktijk te veranderen; dat verweerster ten onrechte heeft gedeclareerd;
3. in 2006 feiten heeft verzonnen en klaagster als een “ gestoorde” heeft
gepresenteerd.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1
Vast staat dat verweerster klaagster in februari 2006 heeft verwezen naar een dermatoloog. Daarbij is niet is gebleken dat verweerster de huidklachten niet serieus heeft genomen. Evenmin is gebleken dat verweerster klaagster van informatie van een dermatoloog heeft onthouden. De verslaglegging is wel summier, maar dat betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.2
Niet is gebleken dat verweerster onderlinge afspraken heeft gemaakt met een collega om klaagster te beletten van praktijk te veranderen. Verweerster heeft dat ook ten stelligste ontkend. Als een patiënt wordt uitgeschreven wordt bij het declareren genoteerd dat patiënt een andere huisarts heeft. Hiermee vervalt voor de oude huisarts de mogelijkheid te declareren. Nu klaagster geen nieuwe huisarts had opgegeven, liepen de abonnementshonoraria gewoon door bij verweerster. De conclusie luidt dan ook dat verweerster niet ten onrechte heeft gedeclareerd. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
5.3
In de verwijsbrief van verweerster aan de dermatoloog staat onder meer vermeld wat zij van klaagster had gehoord, wat haar mening daarover was en om welke reden zij klaagster verwees. Verweerster heeft ten stelligste ontkend dat zij feiten heeft verzonnen en klaagster als een “gestoorde” heeft gepresenteerd. Dat is ook niet gebleken. Dat klaagster zich pijnlijk getroffen voelt doordat verweerster melding heeft gemaakt van een wat fantastisch verhaal is niet onbegrijpelijk, maar ook niet onbegrijpelijk is dat verweerster het verhaal van klaagster als wat fantastisch heeft aangemerkt. Hoe dan ook, niet is komen vast te staan dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klaagster heeft in hoger beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en dr. B.P.M. Schweitzer en
prof. dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.