ECLI:NL:TGZCTG:2013:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.418

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:79
Datum uitspraak: 13-08-2013
Datum publicatie: 13-08-2013
Zaaknummer(s): c2012.418
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt huisarts dat hij informatie over klaagster heeft verkregen dan wel heeft verstrekt terwijl klaagster niet bij hem was ingeschreven en dat verweerder de illegaal verkregen informatie niet aan klaagster heeft doorgegeven. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Beroep klaagster verworpen door Centraal Tuchtcollege.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.418 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., arts, wonende te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, verbonden aan de Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klaagster - heeft op 11 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna: de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 juli 2012, onder nummer 11/184 heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweer­schrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tucht­college van 21 mei 2013, waar klaagster is verschenen, alsmede de arts, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1

Verweerder is huisarts en voert een huisartsenpraktijk samen met een collega.

2.2

In de status staat onder meer vermeld dat verweerder klaagster op 10 januari 2007 tijdens een consult heeft gesproken. Bij genoemd consult staat onder meer het volgende vermeld:

“ lang verhaal over de huid - blijft denken aan parasieten - veel dermatologen gezien- gefrustreerd- … wij krijgen geen brieven meer omdat mevr heeft gezegd geen huisarts te hebben”.

3.De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder informatie over klaagster heeft verkregen dan wel heeft verstrekt terwijl klaagster niet bij hem was ingeschreven; dat verweerder de illegaal verkregen informatie niet aan klaagster heeft doorgegeven.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Niet is vast komen te staan in welke periode klaagster stond ingeschreven in de praktijk van verweerder. In de medische status staan data vermeld waaruit kan worden afgeleid dat zij in elk geval in de periode van 2003 tot 2007 stond ingeschreven. Vaststaat ook dat verweerder klaagster op 10 januari 2007 heeft gezien voor haar huidproblemen. Uit de stukken en hetgeen partijen daarover hebben vermeld kan niet met zekerheid worden afgeleid of verweerder op dat moment een brief van een dermatoloog over klaagster had ontvangen. Verweerder weet zich dat niet meer te herinneren en in de status staat daaromtrent niets vermeld. Echter, ook al zou verweerder genoemde brief hebben ontvangen, dan nog kan niet worden gezegd dat deze illegaal is verkregen. Het praktijkadres van verweerder stond kennelijk nog vermeld in het adressysteem van de dermatoloog, aldus verweerder. Dat valt verweerder niet aan te rekenen. Ook het enkele feit dat klaagster zich in een ziekenhuis liet inschrijven zonder huisarts doet daaraan niet af. Door de betwisting van verweerder in dit verband is evenmin komen vast te staan dat verweerder informatie over klaagster aan derden heeft verstrekt.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster heeft in hoger beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en dr. B.P.M. Schweitzer en

prof. dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.