ECLI:NL:TGZCTG:2013:77 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.416
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:77 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-08-2013 |
Datum publicatie: | 13-08-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.416 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen dermatoloog. Klaagster verwijt dermatoloog dat zij klaagster de noodzakelijke medische zorg heeft onthouden en daarin heeft samengewerkt met de overige betrokken artsen en mogelijk het afgenomen huidmonster heeft verwisseld. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Beroep klaagster verworpen door Centraal Tuchtcollege. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.416 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., dermatoloog, wonende te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna: klaagster - heeft op 11 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna: de dermatoloog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 juli 2012, onder nummer 11/182 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De dermatoloog heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 mei 2013, waar klaagster is verschenen, alsmede de dermatoloog, bijgestaan door mr. P.A. de Zeeuw.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2 . De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1
Verweerster is als dermatoloog verbonden aan een flebologisch centrum. Zij heeft klaagster op 2 februari en op 7 maart 2007 op haar spreekuur gezien.
2.2
Voorafgaand aan het eerste consult van 2 februari 2007 heeft verweerster de gegevens van klaagster bestudeerd. In deze stukken staat vermeld dat klaagster vanaf 2001 bekend was bij een Academisch Ziekenhuis wegens persisterende huid- en jeukklachten. De diagnose parasietenwaan is aldaar gesteld. Verweerster heeft bij klaagster een droge huid, plaatselijk neigend naar eczeem geconstateerd. Er was geen reden om aan insectenbeten te denken. Een scabiësinfectie was niet aannemelijk. Verweerster heeft een biopt afgenomen en klaagster geadviseerd een huidvettende zalf te gebruiken.
2.3
Op 7 maart 2007 heeft verweerster klaagster weer gezien. Uitslag van de biopt was: geringe zonschade, geen afwijkingen. Advies: stoppen met wassen met biotex en het gebruik van een lichtere zalf. Er is geen controleafspraak gemaakt.
3.De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1. klaagster de noodzakelijke medische zorg heeft onthouden en daarin heeft
samengewerkt met de overige betrokken artsen;
2. mogelijk het afgenomen huidmonster heeft verwisseld.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1
Niet is gebleken dat verweerster klaagster de noodzakelijke medische zorg heeft onthouden. Verweerster heeft juist – en in elk geval goed verdedigbaar - gehandeld door na bestudering van de beschikbare stukken klaagster te onderzoeken, een biopt af te nemen voor nader onderzoek en vervolgens klaagster een zalf voor te schrijven voor haar droge huid. Verweerster heeft in deze lege artis gehandeld en zij heeft klaagster voldoende geïnformeerd. Verweerster is op grond van eigen onderzoek en overwegingen tot haar conclusies gekomen.
Dit klachtonderdeel is gegrond.
5.2
Op geen enkele wijze is komen vast te staan dat sprake is geweest van wisseling van huidmonsters. Er is ook geen aanleiding om dat te veronderstellen. Voor onzorgvuldigheden aan de zijde van verweerster zijn geen aanwijzingen.
Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klaagster heeft in hoger beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De dermatoloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, met dien verstande dat daar waar in overweging 5.1 staat “Dit klachtonderdeel is gegrond” dient te worden gelezen “Dit klachtonderdeel is ongegrond”, nu onmiskenbaar het laatste bedoeld is. Het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en dr. B.P.M. Schweitzer en
prof. dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.