ECLI:NL:TGZCTG:2013:72 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.411

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:72
Datum uitspraak: 13-08-2013
Datum publicatie: 13-08-2013
Zaaknummer(s): c2012.411
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen dermatoloog. De arts heeft in het kader van een second opinion bij klaagster de diagnose parasietenwaan gesteld. Klaagster verwijt de arts haar de noodzakelijk behandeling te hebben onthouden, delen uit haar medisch dossier te hebben verwijderd en vervalst en informatie over haar aan derden te hebben verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.411 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., dermatoloog, werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, verbonden aan de stichting VvAA te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 11 mei 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 juli 2012, onder nummer 11/143 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 juni 2013, waar zijn verschenen klaagster en de arts, de laatste bijgestaan door mr. Haverkate voornoemd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1

Klaagster is sinds enkele jaren bekend bij de afdeling huidziekten van een Academisch Ziekenhuis.

2.2

In het kader van een second opinion heeft klaagster zich begin 2007 gewend tot verweerster, tot oktober 2007 verbonden aan een ander ziekenhuis. Het medisch dossier van klaagster is niet beschikbaar.

2.3

Verweerster heeft klaagster op 16 januari 2007 gezien. Verweerster heeft de diagnose parasietenwaan gesteld en klaagster het advies gegeven zich ter verdere behandeling tot het Academisch Ziekenhuis te wenden.

2.4

Klaagster heeft een vervolgafspraak gemaakt voor 27 februari 2007. Verweerster heeft toen hetzelfde advies aan klaagster gegeven.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1. klaagster de noodzakelijke en dringende behandeling heeft onthouden; dat zij

voorwaarden aan een behandeling heeft gesteld;

2. gedeelten uit het medisch dossier van klaagster heeft verwijderd en vervalst;

3. informatie over klaagster heeft verstrekt aan derden, onder meer aan haar

voormalige huisarts.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1

Niet is gebleken dat verweerster klaagster de noodzakelijke en dringende behandeling heeft onthouden. Verweerster heeft aannemelijk gemaakt dat zij bij klaagster anamnese heeft afgenomen en een onderzoek heeft verricht en op basis van de beschikbare informatie tot de diagnose parasietenwaan is gekomen. Klaagster heeft dat feitelijk ook niet betwist. Er moet van worden uitgegaan dat verweerster in redelijkheid tot deze diagnose heeft kunnen komen. Verweerster heeft verder juist gehandeld door klaagster voor verdere behandeling naar het Academisch ziekenhuis terug te verwijzen. Klaagster was daar immers onder behandeling en ook daar was deze diagnose gesteld. Verweerster heeft in het kader van een second opinion zorgvuldig en lege artis gehandeld. Ook heeft zij klaagster correct geïnformeerd. Daarbij is niet gebleken dat verweerster voorwaarden aan een behandeling heeft gesteld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.2

Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster het dossier van klaagster heeft vervalst of stukken daaruit heeft verwijderd.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3

Voorts is niet gebleken dat verweerster zonder toestemming van klaagster informatie aan derden heeft verstrekt. Het staat in deze niet vast of verweerster contact heeft gehad met de -voormalige- huisarts van klaagster en of klaagster nog was ingeschreven bij deze huisarts. Los daarvan staat het verweerster vrij om de huisarts op de hoogte te stellen. Deze behoort immers tor de kring van de behandelende artsen van klaagster.

Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Zij

concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege en - impliciet - tot gegrond verklaring van haar klacht.

4.2 De arts heeft verweer gevoerd en - eveneens impliciet - geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en

mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en prof. dr. R. Willemze, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.