ECLI:NL:TGZCTG:2013:70 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.477

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:70
Datum uitspraak: 13-08-2013
Datum publicatie: 13-08-2013
Zaaknummer(s): c2012.477
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder, fysiotherapeut, is eigenaar van de praktijk waar klager bij een collega van verweerder onder behandeling is. Wanneer er problemen ontstaan tussen klager en de collega van verweerder neemt verweerder de behandeling over. Aan klagers wens weer door de collega behandeld te worden is door verweerder niet tegemoet gekomen waarna de behandelrelatie is beëindigd. Klager verwijt verweerder dat 1) hij klager niet meer in zijn praktijk wilde (doen) behandelen, 2) hij klakkeloos verklaringen van zijn collega voor waar heeft aangenomen en 3) hij niet heeft geantwoord op klagers klaagschrift. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.477 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., fysiotherapeut, wonende te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, jurist bij VvAA te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 8 mei 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C.- hierna de fysiotherapeut - een klacht ingediend. Bij beslissing van

26 november 2012, onder nummer 1275a, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De fysiotherapeut heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.478 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van13 juni 2013, waar zijn verschenen klager en de fysiotherapeut, die werd bijgestaan door

mr. E.P. Haverkate.

Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is eigenaar van een fysiotherapiepraktijk. Klager kwam in september 2010 met hamstringproblemen onder behandeling bij een fysiotherapeute van zijn praktijk, op verwijzing van een orthopedisch specialist. Aanvankelijk verliep de therapie voorspoedig.

In maart 2012 ontstonden tussen klager en de behandelend fysiotherapeute problemen, onder meer over de wijze waarop de behandeling diende plaats te vinden. Verweerder nam de behandeling daarom, met instemming van klager, over en er werd, aanvankelijk intern en later door een buitenstaander, een (mislukte) bemiddelingspoging gedaan. Toen klager de wens te kennen gaf om weer door de fysiotherapeute behandeld te worden, wilde deze dat niet meer doen. Bij brief van

15 maart 2012 heeft verweerder klager bericht dat de behandelingsovereenkomst zou worden voortgezet op voorwaarde dat klager geen contact meer zou hebben met de genoemde fysiotherapeute. Toen klager, via een klachtbrief aan KNGF, liet weten niet met deze voorwaarde akkoord te gaan, heeft verweerder bij brief van 20 maart 2012 bericht dat hij de behandeling niet wilde hervatten. Daarbij heeft verweerder het aanbod gedaan om te zorgen voor een goede overdracht als klager niet met de voorwaarde akkoord ging.

De behandelingsrelatie heeft vervolgens een einde genomen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerder wil klager niet meer in zijn praktijk (doen) behandelen. Verweerder heeft klakkeloos verklaringen van zijn medewerkster, die klager beledigde en negeerde, voor waar aangenomen, zonder dit te controleren, waardoor het conflict voorkomen had kunnen worden. Verweerder heeft niet geantwoord op klagers klaagschrift.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Vast is komen te staan dat er forse problemen waren ontstaan tussen klager en de fysiotherapeute. Niet alleen was er verschil van inzicht over de wijze van behandelen, maar er was ook gedoe over cadeaus die klager in de beginfase aan de fysiotherapeute had gegeven, welke cadeaus waren beschadigd toen de fysiotherapeute ze per post had geretourneerd.

Er was daardoor een situatie ontstaan waarin de vertrouwensrelatie tussen klager en die fysiotherapeute was komen te ontbreken en het voor de hand lag die relatie te beëindigen, omdat voortzetting niet zinvol meer was. De gekozen oplossing om de behandeling via verweerder voort te zetten was de best mogelijke en de daarbij door verweerder gestelde voorwaarden waren niet onredelijk te noemen. Toen klager de gestelde voorwaarden niet accepteerde, was er voldoende grond de behandelrelatie te beëindigen.

Dat de fysiotherapeute klager heeft genegeerd en beledigd, is niet komen vast te staan. Ook is niet gebleken dat verweerder verklaringen van de fysiotherapeute klakkeloos heeft overgenomen.

De klacht, ten slotte, dat verweerder niet heeft geantwoord op de klachten in diens klaagschrift is ongegrond, omdat verweerder zich terecht op het strandpunt mocht stellen de bemiddeling van KNGF af te wachten. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De fysiotherapeut heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot

verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, prof. mr. J.K.M. Gevers en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen, V.T.M. Agterberg en drs. J. Slooten,

leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.