ECLI:NL:TGZCTG:2013:55 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.349
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:55 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-08-2013 |
Datum publicatie: | 13-08-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.349 |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De verpleegkundige heeft enkele huisbezoeken afgelegd om zorg te verlenen aan de echtgenote van klager. Zij is op enig moment vervangen door een collega. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij 1) via de betrokken arts ouderengeneeskunde heeft laten weten dat zij de vrouw van klager niet meer wilde begeleiden; 2) klager heeft gekwetst door te zeggen dat hij haar door zijn houding belemmerde in haar werk; 3) de vrouw van klager ten onrechte heeft laten wachten op de ergotherapeut; 4) heeft geweigerd excuses te maken; en 5) onzorgvuldig is omgegaan met een persoonlijke en vertrouwelijke brief van klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten als ongegrond afgewezen. Beroep verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.349 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., verpleegkundige, destijds werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. R.P.F. van der Mark, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 5 september 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. – hierna de verpleegkundige – een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 juli 2012, onder nummer 11141b heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.348 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 16 mei 2013, waar zijn verschenen de verpleegkundige (alsook de arts in de zaak 2012.348), bijgestaan door mr. Van der Mark. Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is klager niet ter zitting verschenen.
De verpleegkundige heeft de zaak, mede aan de hand van vragen van het Centraal Tuchtcollege, nogmaals kort toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:
“ 2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Verweerster heeft als geriatrieverpleegkundige het geriatrisch onderzoek bij de echtgenote van klager begeleid van 24 september 2010 tot 1 februari 2011. Daarna is zij met de begeleiding gestopt en vervangen door een collega.
Op 27 januari 2011 ontving verweerster een brief van klager met de aanhef “lieve C.”.
In deze brief wordt (weer) aangedrongen op een privéafspraak en dringt klager aan op een persoonlijke relatie waarvan verweerster niet was gediend. Daarop heeft de specialist ouderengeneeskunde klager gebeld en hem laten weten dat verweerster de echtgenote van klager niet langer kon begeleiden en daarom vervangen werd door een collega ”.
2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:
“ 3. Het standpunt van klager en de klacht
Verweerster heeft op 1 februari 2011 via de specialist ouderengeneeskunde laten weten dat zij de echtgenote van klager niet meer wilde begeleiden; zij heeft klager gekwetst door te zeggen dat hij haar door zijn houding belemmerde in haar werk; verder heeft zij de echtgenote van klager ten onrechte laten wachten op de ergotherapeut; zij heeft geweigerd excuus aan te bieden en is onzorgvuldig omgegaan met een persoonlijke en vertrouwelijke brief van klager.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster betwist de verwijten van klager en is van mening dat zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ”.
2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:
“ 5. De overwegingen van het college
Naar het oordeel van het college was (alleen al) de inhoud van de brief van klager van 27 januari 2011 zodanig dat een vervanging van verweerster door een collega alleszins gerechtvaardigd was.
Voor het overige zijn de klachten van klager niet komen vast te staan, nu verweerster deze klachten gemotiveerd betwist. Zij kunnen derhalve niet worden toegewezen.
In gevallen immers, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat .
Het voorgaande houdt ook in dat niet is komen vast te staan dat er enige reden was voor het maken van excuus.
De klacht is op grond van het bovenstaande kennelijk ongegrond ”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
3.1. Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure
4.1. In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2. De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Beoordeling
4.3. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H.Asser, voorzitter; mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en drs. H.G.M. Menke, P. van der Zee,
drs. M.G.M. Smid-Oostendorp en drs. P.J. Schimmel, leden-beroepsgenoten, en
mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
13 augustus 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.