ECLI:NL:TGZCTG:2013:4 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.280

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:4
Datum uitspraak: 25-06-2013
Datum publicatie: 25-06-2013
Zaaknummer(s): c2011.280
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts nalatigheid in zorg omdat zij op het moment dat zij klaagster zag, had kunnen zien dat klaagster niet psychotisch was. De huisarts had haar collega’s hierover in moeten lichten. De huisarts heeft alleen maar gekeken naar de mantouxtest, zonder met klaagster te praten. Verweerster had uit menselijk oogpunt wel kunnen vragen hoe het met klaagster ging. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.280 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

Y., huisarts, werkzaam te U., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.J. Bos, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft bij brief van 8 september 2010, ingekomen op

9 september 2010, bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen Y. - hierna verweerster - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 juli 2011, onder nummer 217/2010 heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2011.277, C2011.278, C2011.279, C2011.379, C2011.380, C2011.381, C2011.382, C2011.387, C2011.388, C2011.389, C2011.428, C2011.431 en C2011.433 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 mei 2013, waar zijn verschenen klaagster en mr. M.J. Bos. Verweerster is niet verschenen.

Klaagster heeft haar standpunten nader toegelicht (mede) aan de hand van een pleitnotitie die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1962, was gedwongen opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis de V. in U..

Op 16 april 2007 is bij klaagster, in het kader van het standaard medisch onderzoek bij opname, een mantouxtest gedaan. Het zetten en het aflezen van de mantouxtest is gedaan door een doktersassistente. De uitslag is door verweerster bekeken, goed bevonden en geparafeerd.

Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft klaagster verklaard dat zij begreep dat de klacht tegen verweerster weinig kans van slagen had en heeft zij die klacht ingetrokken. Bij brief die op 15 mei 2011 bij het college is binnengekomen heeft klaagster echter laten weten de klacht toch te handhaven. Het college zal daarom een beslissing nemen.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- nalatigheid in zorg.

Klaagster is van oordeel dat verweerster, als BIG-geregistreerde, verder had moeten kijken. Op het moment dat zij klaagster zag, had ze kunnen zien dat zij niet psychotisch was. Zij had haar collega’s hierover in moeten lichten. Ze heeft alleen maar gekeken naar de mantouxtest, zonder met klaagster te praten. Klaagster vindt dat schandalig. Verweerster had uit menselijk oogpunt wel kunnen vragen hoe het met klaagster ging.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij weliswaar de mantouxtest heeft geparafeerd maar dat zij verder op geen enkele wijze rechtstreeks betrokken is geweest bij de opname of behandeling van klaagster. Verweerster is niet bekend met een eventuele weigering van klaagster om de mantouxtest te ondergaan of om het verzoek om informatie over de test. In die gevallen zou verweerster daarop actie hebben ondernomen.

Verweerster verzoekt het college daarom klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar klachten danwel de klachten af te wijzen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Bij de beoordeling van de klacht is het college uitgegaan van de onder rubriek l van deze uitspraak als vaststaand aangenomen feiten, die berusten op de stukken.

Uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en rekening houdend met dit toetsingscriterium is het college tot de slotsom gekomen, dat de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen. Daartoe heeft het college zich in grote lijnen kunnen verenigen met hetgeen verweerster in haar verweerschrift heeft doen aanvoeren betrekking tot de klacht en de gegrondheid daarvan en neemt die overwegingen over.

5.3

Daaraan voegt het college het volgende toe.

De klacht betreft - zo begrijpt het college - niet de mantouxtest maar het feit dat verweerster als BIG-geregistreerd arts niet met klaagster heeft gepraat, niet heeft gezien dat klaagster niet psychotisch was en haar collega’s daar niet over heeft ingelicht. Verweerster was echter als huisarts bij de behandeling van klaagster betrokken en heeft uit dien hoofde alleen bemoeienis gehad met de zorg voor klaagster in verband met de mantouxtest. Waarschijnlijk heeft verweerster klaagster in dat verband niet zelf gesproken. Maar ook als dat wel het geval is geweest kan haar niet tuchtrechtelijk worden verweten dat zij zich niet heeft ingelaten met de psychiatrische behandeling van klaagster.

5.5

Het college heeft er begrip voor dat klaagster moeite heeft met de situatie waarin zij nu verkeert. Het college sluit niet uit, maar heeft daar ook geen aanwijzingen voor, dat het met een andere begeleiding voor haar anders was gelopen. Dat is echter niet waar het bij de tuchtrechtelijke toetsing om gaat. Hierboven is dat toetsingscriterium weergegeven. Het college heeft geen aanwijzingen dat de zorg die verweerster aan klaagster heeft verleend de toetsing aan dat criterium niet doorstaat.

De klacht dient daarom als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 Verweerster heeft gemotiveerd (schriftelijk) verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. J.P. Balkema en

mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en drs. M. Drost en drs. F.M.M. van Exter, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

25 juni 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.