ECLI:NL:TGZCTG:2013:150 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.493
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:150 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-12-2013 |
Datum publicatie: | 10-12-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.493 |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de huisarts dat deze haar onheus heeft bejegend door haar tijdens een consult schreeuwend weg te sturen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.493 van:
A., wonende te B., appellant,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster,
gemachtigde: mr. A.W. Hielkema.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna: klaagster - heeft op 19 oktober 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna: de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 september 2012, onder nummer 11/405 heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 31 oktober 2013, waar zijn verschenen klaagster en de huisarts, bijgestaan door mr. A.W. Hielkema.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft, voor zover in hoger beroep van belang, aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. De feiten.
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
Klaagster staat vanaf 2008 als patiënte ingeschreven bij verweerster die als huisarts werkzaam is bij Stichting D. te B..
Klaagster is meerdere malen bij verweerster geweest. De laatste keer was dat op
18 juli 2011.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht.
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster klaagster tijdens het consult van 18 juli 2011 onheus heeft bejegend door haar schreeuwend weg te sturen met de woorden ‘eruit eruit, je 10 minuten zijn om’ of woorden van gelijke strekking. Volgens klaagster is zij door het handelen van verweerster nu te bang om naar het gezondheidscentrum toe te gaan en kan zij daar dus ook niet door een andere huisarts worden behandeld, waardoor zij thans verstoken is van medische zorg.
4.Het standpunt van verweerster.
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college.
Verweerster heeft bestreden dat zij klaagster tijdens het consult op 18 juli 2011 op een onzorgvuldige wijze heeft bejegend en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen in het klaagschrift door klaagster daarover naar voren is gebracht.
Verweerster heeft over het verloop van het consult van 18 juli 2011 aangevoerd dat niet zij maar juist klaagster boos is geworden omdat verweerster het consult, dat al te laat was aangevangen omdat klaagster niet op tijd was, na 10 minuten wenste af te ronden. Nadat klaagster boos bij verweerster was weggelopen heeft zij zich gemeld bij de centrummanager die haar de klachtprocedure heeft uitgelegd en bemiddeling heeft aangeboden. Verder heeft verweerster gesteld dat zij twee keer telefonisch contact met klaagster heeft proberen te krijgen om tot een gesprek over het consult van 18 juli 2011 te komen, maar dat klaagster daar niets van wilde weten. Ten slotte heeft verweerster aangevoerd dat de centrummanager klaagster heeft aangeboden om zich in te schrijven bij een andere huisarts van D., eventueel op een andere locatie dan waar verweerster werkzaam is.
Nu partijen over de wijze van bejegening van klaagster door verweerster tijdens het consult van 18 juli 2011 een geheel andere opvatting hebben en hier niet kan worden vastgesteld dat klaagster op dit punt het gelijk aan haar zijde heeft, wordt de klacht ongegrond verklaard. Dat wil overigens niet zeggen dat aan het woord van verweerster meer waarde wordt gehecht dan aan dat van klaagster, maar alleen dat, waar klaagster haar verwijt aan verweerster aannemelijk moet maken, zij daarin niet is geslaagd. Het is het woord van de een tegenover dat van de ander.
Het college is verder van oordeel dat, hoe het consult van 18 juli 2011 ook is verlopen, verweerster nadat bleek dat klaagster ontevreden was over het verloop van het consult, adequaat heeft gehandeld door te trachten daarover met klaagster in gesprek te komen. Bovendien is, zo blijkt uit de stukken, vanuit D. aan klaagster overplaatsing naar een andere huisarts aangeboden. Daarmee is naar het oordeel van het college zorgvuldig met (de klacht van) klaagster omgegaan.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster afgewezen. Klaagster kan zich in dit oordeel niet vinden en heeft in hoger beroep (samengevat weergegeven) aangevoerd dat zij het onjuist vind dat aan haar woord geen doorslaggevende betekenis wordt toegekend. Zij houdt vast aan haar standpunt dat de huisarts haar tijdens het consult op 18 juli 2011 onheus heeft bejegend. Klaagster heeft een verklaring overgelegd van haar zuster, E., die haar die dag vergezelde.
4.2 De huisarts heeft de lezing die klaagster geeft van het consult gemotiveerd weersproken en ontkend dat zij klaagster onheus heeft bejegend. Navraag heeft geleerd dat E. op 18 juli 2011 niet in de praktijk aanwezig was, aldus de huisarts.
4.3 De behandeling in hoger beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen en heeft niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. J.P. Fokker en
prof. mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en drs. H.J. Blok en M.A.P.E. Bulder-van Beers, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 10 december 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.