ECLI:NL:TGZCTG:2013:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.438

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:125
Datum uitspraak: 31-10-2013
Datum publicatie: 31-10-2013
Zaaknummer(s): c2012.438
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de arts dat deze zonder toestemming en zonder medeweten van klaagster contact heeft opgenomen met de GGZ arts voor overleg over de gezondheidstoestand van klaagster; dat de arts informatie over klaagster, onder andere over de gestelde diagnose, aan het openbaar ministerie heeft verstrekt; dat de arts geen melding heeft gemaakt van lichamelijk letsel bij klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2012.438 van:

A., wonende te B., appellant,

tegen

C., arts, werkzaam te D., verweerder in hoger beroep,

gemachtigde: mr. J.S.M. Brouwer.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klaagter- heeft op 17 november 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna: de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 26 september 2012, onder nummer 11/459 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal College van 12 september 2013, waar zijn verschenen klaagster, vergezeld van de heer A., mantelzorger, en de arts, bijgestaan door mr. J.S.M. Brouwer.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft, voor zover in hoger beroep van belang, aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klaagster is op zowel 4 en 16 februari 2010 aangehouden en meegenomen door de politie, omdat zij zich ongewenst bij de vestiging van de Rabobank te Hoorn zou ophouden.

2.2 Klaagster heeft op beide dagen enige tijd doorgebracht in een cel op het politiebureau. Op beide dagen is haar geestelijke en lichamelijke gezondheid –op verzoek van de politie- beoordeeld door een arts van de GGD E.

2.3 Verweerder is als coördinator Forensisch Geneeskundige Eenheid werkzaam bij GGD E.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder op 16 februari 2010 zonder toestemming en zonder medeweten van klaagster contact opgenomen heeft met een

aan de GGZ verbonden arts om overleg te voeren over de gezondheidstoestand van klaagster. Tevens heeft verweerder zonder haar toestemming informatie over klaagster aan het openbaar ministerie verstrekt.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Verweerder heeft de klacht in zijn verweerschrift weersproken. Hierop heeft klaagster bij repliek aangegeven haar klacht te handhaven.

5.2 Klaagster stelt dat verweerder op 16 februari 2010 over haar gezondheidstoestand contact heeft opgenomen met een aan de GGZ verbonden psychiater. Deze psychiater is de voormalige behandelaar van klaagster. Vervolgens zou informatie over de gezondheidstoestand van klaagster ter kennis van de Officier van Justitie zijn gebracht. Verweerder heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken. Verweerder stelt dat hij slechts in zijn functie van coördinator Forensisch Geneeskundige Eenheid schriftelijk contact heeft gehad met klaagster. Verweerder betwist dat er sprake was van een behandelrelatie tussen hem en klaagster. Dit is niet door klaagster weersproken.

5.3 Het college overweegt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat verweerder betrokken is geweest bij de beoordeling van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van klaagster op 4 en 16 februari 2010. Van overtreding van de tuchtrechtelijke norm als beschreven in artikel 47 lid 1 sub a Wet BIG kan derhalve geen sprake zijn. Het handelen van verweerder kan alleen beoordeeld worden in het licht van artikel 47 lid 1 sub b Wet BIG. Daaromtrent overweegt het college dat van klachtwaardig handelen van verweerder, mede gelet op diens verweer, niet is gebleken. De feitelijke grondslag voor deze verwijten is niet vast komen te staan.

Het college verklaart de klacht ongegrond. ”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal College uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster kan zich niet vinden in het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan. Uit het verweer van E. ter zitting van het Centraal Tuchtcollege van 27 november 2012 blijkt dat zij met de arts heeft gesproken op 4 februari 2010. Voorts handhaaft klaagster het standpunt dat de arts zonder toestemming contact heeft opgenomen met de aan de GGZ verbonden arts voor overleg over de gezondheidstoestand van klaagster.

4.2 De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Met name is niet komen vast te staan dat er op 4 of op 16 februari 2010 door de dienstdoende arts, die klaagster op genoemde data heeft bezocht, contact met de arts is gezocht en dat deze daarop contact heeft opgenomen met een aan de GGZ verbonden arts voor overleg. Het beroep moet dan ook worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mrs. A. Smeeïng-van Hees en M.W. Zandbergen, leden-juristen en drs. M.A.P.E. Bulder van Beers en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van

31 oktober 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.