ECLI:NL:TGZCTG:2013:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.446
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:113 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-10-2013 |
Datum publicatie: | 08-10-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.446 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | In opdracht van het Gerechtshof heeft de gz-psycholoog samen met een psychiater (eveneens aangeklaagd: C2012.445) een rapport uitgebracht over de geestvermogens van klager. Klager kan zich niet vinden in de laatste zin van het onderzoeksrapport waarin - kort samengevat - staat: dat klager ook gebaat zou kunnen zijn bij een medicamenteuze behandeling met een atypisch antipsychoticum (bijvoorbeeld olanzapine). En voorts verwijt klager de gz-psycholoog dat hij de mogelijkheid van behandeling van klager met olanzapine nooit met hem heeft besproken. Het RTG heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.446 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. J. Serrarens, als advocaat verbonden aan Maastricht University,
tegen
E., gz-psycholoog, wonende te J., destijds werkzaam te D.,
verweerder in beide instanties, gemachtigde:
mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 23 februari 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te
‘s-Gravenhage tegen de gezondheidszorgpsycholoog E. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. De klacht is vervolgens doorgestuurd naar het bevoegde Regionaal Tuchtcollege Amsterdam. Bij beslissing van 10 juli 2012, onder nummer 11/170GZP heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld met de zaak A. tegen C., psychiater (C2012.445) ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 juni 2013, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door
mr. J. Serrarens alsmede de gz-psycholoog, bijgestaan door mr. E.J.C. de Jong.
Ter terechtzitting is van de zijde van klager de brief van 19 juni 2013 van
F. (Algemeen Directeur van het G.) ingebracht en door het Centraal Tuchtcollege toegelaten. Van de zijde van de gz-psycholoog is hiertegen geen bezwaar gemaakt.
De zaak is over en weer bepleit. Mr. J. Serrarens heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klager verblijft vanaf november 2006 in Forensisch Psychiatrisch Centrum H., vanwege een aan hem opgelegde tbs-maatregel.
2.2 In opdracht van het Gerechtshof I. heeft verweerder, gezondheidszorg-psycholoog verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie te D., samen met een psychiater, onderzoek gedaan naar de geestvermogens van klager. Het onderzoeksrapport dat door beide onderzoekers werd opgesteld en ondertekend, is verschenen op 25 september 2009.
2.3 Op de laatste pagina van het onderzoeksrapport staat als laatste zin het volgende geschreven:“Hij zal ook gebaat kunnen zijn bij een medicamenteuze behandeling met een atypisch antipsychoticum (bijvoorbeeld olanzapine), een middel dat een stabiliserende invloed heeft op de impulsregulatie.”
2.4 Aan klager is door zijn behandelend psychiater dwangmedicatie voorgeschreven.”
2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
“3. De klacht en het standpunt van klager
Klager kan zich niet kan verenigen met de laatste zin uit het onderzoeksrapport. Verweerder heeft de mogelijkheid van behandeling van klager met olanzapine nooit met klager besproken.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“5. De overwegingen van het college
Het college is van oordeel dat verweerder, die in zijn hoedanigheid van gezondheidszorgpsycholoog onderzoek heeft gedaan naar de geestgesteldheid van klager, niet verantwoordelijk is voor farmacotherapeutische aanbevelingen in het onderzoeksrapport, danwel verantwoordelijk is voor eventuele communicatie van de desbetreffende psychiater met klager over dergelijke aanbevelingen. Beide klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond en zal zonder verder onderzoek in raadkamer worden afgewezen.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel
47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.“
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure.
4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij verzoekt het beroep gegrond te verklaren en de gz-psycholoog een passende sanctie op te leggen.
4.2 De gz-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling.
4.3 Het gaat hier om een onderzoeksrapport dat namens het G. is opgesteld door een psychiater samen met de gz-psycholoog (beiden vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie) in opdracht van het Gerechtshof I., waarin onderzoek is gedaan naar de geestvermogens van klager. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft de gz-psycholoog dit rapport - mede gelet op de beslissing van het Centraal Tuchtcollege in de gelijktijdig behandelde zaak tegen psychiater C. (C2012.445) - terecht ondertekend en zich hierdoor achter de integrale tekst van het onderzoeksrapport van 25 september 2009 geschaard. Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de gz-psycholoog niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor de farmacotherapeutische aanbevelingen in het onderzoeksrapport en evenmin voor de eventuele communicatie van de desbetreffende psychiater met klager over dergelijke aanbevelingen. De grieven falen.
4.4 Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. M. Wigleven en
mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en drs. G.L.G. Couturier en drs. R.M.H. Schmitz, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 1 oktober 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.