ECLI:NL:TGZCTG:2013:105 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.386

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:105
Datum uitspraak: 10-09-2013
Datum publicatie: 10-09-2013
Zaaknummer(s): c2012.386
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De aangeklaagde neurochirurg heeft klager geopereerd wegens onder nadere) tintelingen in een aantal vingers van zijn hand. De neurochirurg heeft klager vervolgens herhaaldelijk gezien op het poliklinisch spreekuur en uitgelegd dat hij geen chirurgische opties meer had. Klager verwijt de neurochirurg dat hij tekortgeschoten is in de zorg die klager van hem mocht verwachten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft de arts lege artis gehandeld. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.386 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., neurochirurg, wonende te D., werkzaam te E., verweerder in beide instanties, bijgestaan door F..

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 8 juli 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 mei 2012, onder nummer 11/234, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2012.387 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 juni 2013, waar is verschenen de arts die werd bijgestaan door F.. Klager is niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerder is als neurochirurg verbonden aan het G. te E.. Hij is tevens als neurochirurg verbonden aan het H. te B..

2.2 In juni 2007 is klager gezien op de polikliniek neurologie wegens onder andere tintelingen in de derde tot en met de vijfde vinger van de linkerhand. Na neurologisch- en aanvullend electromyografisch (EMG) onderzoek luidde de conclusie dat bij klager sprake was van een ulnaropathie links. Klager is daarna poliklinisch gecontroleerd, waarna hij werd verwezen naar verweerder.

2.3 Op 18 december 2007 heeft verweerder een neurolyse en een transpositie van de nervus ulnaris links verricht.

2.4 Verweerder heeft klager daarna herhaaldelijk op zijn poliklinisch spreekuur gezien, onder andere op 14 februari en 25 september 2008. Op 27 oktober 2008 heeft een EMG-onderzoek plaatsgevonden, welk onderzoek verweerder op 6 november 2008 met klager heeft besproken. Daarna heeft verweerder klager nog twee keer op zijn spreekuur gezien.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder is tekortgeschoten in de zorg die klager van hem mocht verwachten. In zijn conclusie in het klaagschrift schrijft klager dat verweerder hem geen adequate oplossing voor zijn klachten heeft geboden, als gevolg waarvan hij nog steeds klachten heeft.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Vast staat dat verweerder klager op 14 februari 2008 heeft geopereerd en dat hij hem daarna in de periode tot 3 december 2009 herhaaldelijk op zijn poliklinisch spreekuur heeft gezien. Bij de beoordeling dient het college zich hiertoe te beperken, gelet op het gegeven dat het tuchtrecht uitgaat van persoonlijke verwijtbaarheid.

5.2 Verweerder heeft in zijn antwoord het volgende aangevoerd. Voorafgaand aan de op 18 december 2007 verrichte operatie heeft verweerder klager geïnformeerd dat er een kans van 50 to 60 % op succes was. Klager heeft vervolgens ingestemd met de operatie, welke zonder complicaties is verlopen. Tijdens het consult op 14 februari 2008 heeft verweerder klager verwezen naar de fysiotherapeut. Na op 10 april 2008 niet te zijn verschenen, zag verweerder klager op 25 september 2008 –spontaan- op zijn spreekuur terug. Verweerder liet vervolgens een EMG-onderzoek bij klager verrichten, waarbij –behalve een sensibele neuropathie van de nervus ulnaris links- geen bijzonderheden werden getoond. Tijdens het consult op 6 november 2008 heeft verweerder deze uitslag met klager besproken en hem uitgelegd dat hij geen chirurgische opties meer had. In 2009 heeft verweerder klager nog twee keer gezien. In de tussentijd heeft verweerder een MRI van de cervicale wervelkolom bij klager laten maken, welk onderzoek niet is gelukt wegens claustrofobie. Tijdens het laatste consult op 3 december 2009 heeft verweerder klager nogmaals uitgelegd dat hij geen chirurgische opties meer had.

De inhoud van het antwoord geldt als een gemotiveerde betwisting van het klaagschrift. Nu klager niet meer heeft gereageerd op deze betwisting, moet het oordeel luiden dat de grondslag voor de klacht niet is komen vast te staan.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

3.1 Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende feiten en omstandigheden.

3.2 De arts is als neurochirurg werkzaam bij onder meer het H. te B..

3.3 In juni 2007 is klager door een andere neuroloog gezien op de polikliniek van de afdeling neurologie wegens onder andere tintelingen in de derde tot en met de vijfde vinger van de linkerhand. Na neurologisch- en aanvullend electromyografisch (EMG) onderzoek luidde de conclusie dat bij klager sprake was van een ulnaropathie links. Klager is daarna poliklinisch gecontroleerd, waarna hij op 1 november 2007 werd verwezen naar de arts.

3.4 Op 22 november 2007 heeft klager de arts tijdens het spreekuur bezocht. In de poliklinische (neurochirurgische) status heeft de arts op 22 november 2007 onder meer aangetekend: “EMG +, ulnaropathie. OK voorgesteld kans op succes 60%.”

3.5 Op 18 december 2007 heeft de arts klager geopereerd. De arts heeft bij klager een neurolyse en een transpositie van de nervus ulnaris links verricht.

3.6 Per brief van 20 december 2007 heeft de arts aan de huisarts van klager onder meer het volgende bericht: “Diagnose: ulnaropathie links. Ingreep: neurolyse en transpositie van de N. ulnaris links. (…) Verslag: positioneren in rugligging. Aanleggen van een 10 cm. lange incisie over de linker sulcus ulnaris. Klieven van subcutis. Klieven van fascie en opzoeken van N. ulnaris. Dit lukt als eerste proximaal. Van daaruit wordt de zenuw naar distaal gevolgd, waarbij een kruisende spier (hetgeen bijzonder is) over de sulcus wordt doorgenomen. Daarna kan de N. ulnaris vrijgeprepareerd worden en uit de sulcus worden verwijderd. Er bestaat een geringe axoplasmatische stuwing t.p.v. de stuwing.

In de fascie van de M. flexor carpi ulnaris wordt een nieuwe tunnel aangelegd. Hier wordt de N. ulnaris getransponeerd en daarna wordt middels subcutis-fasciehechtingen voorkomen dat de N. ulnaris terug luxeert. De oude sulcus wordt gesloten en de wond wordt in lagen gesloten over een Redon. Beleid: Redon verwijderen op 19-12, twee dagen dragen van een mitella. Hechtingen verwijderen na 14 dagen bij de huisarts, poliklinische controle bij C. over 6-8 weken locatie I..”

3.7 Op 14 februari 2008 heeft klager de arts tijdens het spreekuur bezocht. Naar aanleiding hiervan heeft de arts klager verwezen naar de fysiotherapeut. In de poliklinische (neurologische) status heeft de arts op 14 februari 2008 vermeld: “Was voorgelicht: 50% kans op herstel.”

3.8 In de poliklinische (neurologsiche) status van klager is op 10 april 2008 genoteerd: N.G.N.A., hetgeen betekent niet geweest niet afgebeld.

3.9 Op 25 september 2008 heeft klager de arts wederom tijdens diens spreekuur bezocht vanwege klachten. De arts heeft klager doorverwezen voor een EMG-onderzoek.

3.10 Op 27 oktober 2008 heeft een EMG-onderzoek plaatsgevonden. Een collega-neuroloog concludeert naar aanleiding van dit onderzoek: “In vergelijking met het EMG van 19-6-2007 nu normale motorische geleiding over de sulcus, echter nu alleen sensibele neuropathie n. ulnaris links.” De arts heeft de uitkomst van dit onderzoek op 6 november 2008 met klager besproken. In de poliklinische (neurochirurgische) status heeft de arts op 6 november 2008 genoteerd: “Er is niets meer aan te doen.”

3.11 Op 12 oktober 2009 heeft klager op verzoek van een collega-neuroloog een nieuw EMG-onderzoek ondergaan. Deze concludeert naar aanleiding van dit onderzoek: “Ernstige (recidiverende) ulnaropathie ter hoogte van de elleboog. Vanwege het beperkte naaldonderzoek (op verzoek van de patiënt) kan de vraagstelling ‘plexuspathologie’ niet beantwoord worden.” De collega-neuroloog heeft klager naar de arts verwezen. Op de aanvraag voor specialistische hulp heeft de neuroloog vermeld: “Patiënt is bekend ivm ulnaristranspositie links december 2007. Nu heftige pijn onderarm + hand links. EMG toont recidief ulnaropathie. Zie EPD. Opnieuw OK? ”

3.12 Klager heeft de arts op 26 oktober 2009 tijdens het spreekuur bezocht. Naar aanleiding hiervan heeft de arts voor klager een MRI-scan van de cervicale wervelkolom aangevraagd. In antwoord op de aanvraag voor specialistische hulp van de neuroloog heeft de arts geschreven: “ Geloof niet in recidiverende ulnaropathie. O: sens intact! Litt. Ongevoelig. Pijn (…) zijde elleboog + arm. Huid afw. van de hand. Pro/ sub is pijnlijk + hele (…) v.d. arm. moet geholpen worden met aan/ uitkleden. DD?? MRI CWK aangevraagd.”

3.13 Op 3 december 2009 heeft klager de arts voor de laatste maal tijdens het spreekuur bezocht. In de poliklinische (neurochirurgische) status heeft de arts het volgende genoteerd: “ Kan nu dig II niet krom maken. De li hand / huid ziet er anders uit. EMG zou uitval laten zien. Geen chir. opties. MRI niet gelukt wegens claustrofobie.”

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-

ontvankelijkverklaring dan wel verwerping van het beroep.

4.3 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is klager ontvankelijk in zijn hoger beroep. Het Regionaal Tuchtcollege heeft op 1 augustus 2012 een gewaarmerkt afschrift van zijn beslissing van 1 mei 2012 aan klager en de arts gezonden. Het beroepschrift van klager van 7 september 2012 is op diezelfde datum door het secretariaat van het Regionaal Tuchtcollege ontvangen. Dit is derhalve binnen de in artikel 73 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gestelde beroepstermijn van zes weken.

4.4 Gelet op de feiten en omstandigheden zoals hierboven weergegeven onder 3. en gelet op de toelichting van de arts ter terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege is het door de arts ten aanzien van klager gevoerde beleid naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege alleszins verdedigbaar en stuit zijn handelen niet op bedenkingen. De arts heeft lege artis gehandeld. De klacht is dan ook ongegrond en het beroep zal worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, prof. mr. J.K.M. Gevers en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en drs. R.E.F. Huijgen en dr. C.C. Tijssen, leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2013. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.