ECLI:NL:TGDKG:2013:8 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet753.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:8
Datum uitspraak: 14-05-2013
Datum publicatie: 10-07-2013
Zaaknummer(s): GDWverzet753.2012
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager en de gerechtsdeurwaarder hebben zaken met elkaar gedaan. Klager beschuldigt de gerechtsdeurwaarder van bedreigingen en belediging. De door klager gestelde bedreigingen en belediging zijn niet vast komen te staan. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 mei 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 augustus 2012 met zaaknummer 443.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 753.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 21 mei 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 25 mei 2012 heeft klager de klacht nader toegelicht.

Op 12 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 21 augustus 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 27 augustus 2012 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Klager heeft bij brief van 9 september 2012, binnengekomen op 13 september 2012, verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 april 2013 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 mei 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder verricht sinds oktober 2010 werkzaamheden voor klager. Na verloop van tijd ontstond er een zakelijk geschil tussen klager en de gerechtsdeurwaarder welke bij vonnis van 27 april 2012 ten nadele van klager werd beslecht. Op 29 april 2012 heeft klager vrijwillig een groot deel van de vordering aan de gerechtsdeurwaarder voldaan. Bij brief van 9 mei 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht het restant van de vordering te voldoen. Op 17 mei 2012 heeft klager aangifte gedaan tegen de gerechtsdeurwaarder vanwege bedreiging en belediging. Het openbaar ministerie heeft geen vervolging tegen de gerechtsdeurwaarder ingesteld.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder hem heeft bedreigd, geïntimideerd, beledigd en gediscrimineerd. Daarnaast zou er tevens sprake zijn van een onjuist declaratiegedrag.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat klager zich op het standpunt stelt dat d e gerechtsdeurwaarder hem heeft bedreigd, geïntimideerd, beledigd en gediscrimineerd. De gerechtsdeurwaarder heeft het standpunt van klager uitdrukkelijk betwist. Klager heeft zijn standpunt niet nader onderbouwd en niet aannemelijk is dat klager zijn standpunt nader zal kunnen onderbouwen. Daarom kan niet worden geoordeeld dat van klachtwaardig handelen sprake is geweest.

5.2 Verder heeft de voorzitter overwogen dat de enkele niet nader onderbouwde stelling dat van een onjuist declaratiegedrag sprake zou zijn, onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij wel degelijk door de gerechtsdeurwaarder onder druk is gezet en bedreigd. Klager heeft hiervan aangifte gedaan. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder klager per e-mail van 26 juli 2011 kenbaar gemaakt dat als klager zijn declaraties niet zou voldoen, de gerechtsdeurwaarder hem zou weten te vinden. De gerechtsdeurwaarder stelt in zijn verweerschrift dat de politie hem nog niet heeft gehoord. Dat is volgens klager onjuist. De officier van justitie heeft klager medegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder op kantoor is ontboden en tekst en uitleg is gevraagd. De officier van justitie heeft na hardnekkige ontkenning door de gerechtsdeurwaarder het dossier gesloten. Er is een e-mail waarin duidelijk dreigende taal wordt geuit. In zijn processtukken in de voormelde civiele procedure heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat hij klager in niet misverstane woorden duidelijk heeft gemaakt dat zijn nota’s betaald diende te worden. Klager gaat ervan uit dat de Kamer het dossier nog eens grondig onderzoekt.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De door klager gestelde bedreigingen en belediging zijn niet vast komen te staan. De door klager gewraakte opmerking in de e-mail van 26 juli 2011 dat de gerechtsdeurwaarder hem zou weten te vinden als hij zijn declaratie niet zou voldoen, acht de Kamer niet zodanig bedreigend dat deze als tuchtrechtelijk laakbaar zou moeten worden aangemerkt.

7.2 Ten aanzien van de opmerking in genoemde e-mail dat klager uit hetzelfde hout is gesneden als zijn voormalige werkgever, heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting aangevoerd dat de opmerking is gemaakt in het kader van eerder e-mailverkeer en dat hij de opmerking beter achterwege had kunnen laten. Dat laatste is stellig het geval, maar, mede gelet op de omstandigheid dat partijen met elkaar in een zakelijk conflict verwikkeld waren, wordt die uitlating niet tuchtrechtelijk laakbaar geacht.

7.3 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer daarom geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist, zodat het verzet met verbetering van de motivering ongegrond dient te worden verklaard.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.