ECLI:NL:TGDKG:2013:68 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet314.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:68
Datum uitspraak: 03-12-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet314.2013
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Bezwaar tegen vordering. Vordering handhaven tegen beter weten in? Daravan is geen sprake. De kamer verenigt zich met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 december 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 mei 2013 met zaaknummer 87.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 314.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 31 januari 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 28 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 26 maart 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 8 april 2013.

Bij brief van 18 april 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter met een latere aanvulling van de gronden.

Op 31 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift op het verzet ingediend.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2013 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 3 december 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder (hierna de opdrachtgever) heeft in september 2011 een vordering op klager ter incasso uit handen gegeven (dossier 51065649). De vordering betrof de achterstallige premie wegens een zorgverzekering. Op 12 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een eerste sommatie aan klager toegezonden met het verzoek om binnen vijf dagen tot betaling over te gaan. Bij brief van 14 september 2011 heeft klager aan de gerechts-deurwaarder medegedeeld dat hij geprotesteerd heeft tegen de uitschrijving door de opdrachtgever. In reactie hierop  heeft de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de behandeling van de zaak moest worden gestaakt. Bij brief van 4 november 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat het dossier werd gesloten. De opdrachtgever heeft in januari 2012 besloten om de vordering op klager opnieuw ter incasso uit handen te geven (dossier 51090551). Op 26 januari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd om vrijwillig tot betaling over te gaan. Naar aanleiding van deze sommatie heeft klager bij brief van 28 januari 2012 gereageerd. Bij brief van 22 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager op de hoogte gesteld van de reactie van diens opdrachtgever. Nadien hebben klager en de gerechtsdeurwaarder veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd. Op 30 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager bevestigd en medegedeeld dat de vordering is voldaan en dat tot sluiting van het dossier zou worden overgegaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder een afgedane vordering met onjuiste en misleidende argumenten heeft herhaald en de gerechtsdeurwaarder geweigerd heeft te antwoorden op vragen omtrent een mogelijk te volgen procedure. Verder beklaagt klager zich erover dat de gerechtsdeurwaarder hem door middel van ‘slinkse methoden’ tot betaling heeft bewogen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat een gerechtsdeurwaarder niet klachtwaardig handelt wanneer hij de door hem behandelde incasso namens zijn opdrachtgever onderbouwt met argumenten waar de debiteur het niet mee eens is. Dat zou hooguit anders kunnen zijn, indien de gerechtsdeurwaarder welbewust en tegen beter weten in standpunten verdedigt waarvan hem de onhoudbaarheid evident behoort te zijn. Daarvan is echter niet gebleken. De voorzitter heeft voorts overwogen dat het niet de taak van de gerechtsdeurwaarder is om een schuldenaar te adviseren over een mogelijk te volgen procedure. Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat uit niets blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klager door middel van ‘slinkse methoden’ tot betaling heeft bewogen. De gerechtsdeurwaarder heeft uitsluitend het standpunt van zijn opdrachtgever aan klager kenbaar gemaakt. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd het niet eens te zijn met de beschikking van de voorzitter en heeft in verzet zijn bezwaren tegen de vordering van [     ] en de door hem als verwijtbaar geachte handelingen van de gerechtsdeurwaarder herhaald.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het door klager ingestelde verzet kan niet slagen. Het  verzetschrift behelst een inhoudelijk verweer tegen de door de gerechtsdeurwaarder op verzoek van [     ] tegen klager ingestelde vordering. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de vordering tegen beter weten in heeft gehandhaafd. Het antwoord op de vraag of de vordering al dan niet terecht is ingesteld, kan niet bij de Tuchtrechter ter discussie worden gesteld. Indien iemand een vordering ter incasso bij een gerechtsdeurwaarder indient, is er voor de gerechtsdeurwaarder slechts een beperkte taak weggelegd in die zin dat als een schuldenaar bij een gerechtsdeurwaarder inhoudelijk bezwaar maakt tegen de vordering, de gerechtsdeurwaarder het bezwaar voor een inhoudelijke beoordeling daarvan door dient te sturen naar zijn opdrachtgever. Zodra de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever heeft ontvangen, dient hij het standpunt mede te delen aan de schuldenaar. Indien daarna nog verschil van mening blijft bestaan over de hoogte van de vordering is het uiteindelijk aan de gewone rechter om te beslissen wie in die discussie het gelijk aan zijn zijde heeft. Klager had dus kunnen afwachten totdat [     ] hem voor de rechter zou hebben gedaagd. Daar had klager inhoudelijk verweer kunnen voeren tegen de vordering. Dat klager dat niet heeft gedaan en de vordering heeft voldaan, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

7.2 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met aanvulling van de motivering ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.