ECLI:NL:TGDKG:2013:64 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet177.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:64
Datum uitspraak: 29-10-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet177.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Beslag. Buitensporige kosten. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 oktober 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 26 februari 2013 met zaaknummer 1003.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 177.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te ,

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 11 december 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 10 januari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 26 februari 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van

1 maart 2013.

Bij brief van 4 maart 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 september 2013 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 oktober 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Bij exploot van 21 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een dwangbevel aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Daar klager niet reageerde op de betekening van het dwangbevel, heeft de gerechtsdeurwaarder op 23 augustus 2012 beslag gelegd op de uitkering van klager. Op 28 september 2012 heeft klager contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 26 oktober 2012 heeft een door klager ingeschakelde advocaat de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de vorderingen al door klager waren voldaan en verzocht de ten onrechte geïncasseerde gelden terug te betalen, bij gebreke waarvan een klacht zou worden ingediend. Bij brief van 27 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat het standpunt van het CJIB medegedeeld en dat het gelegde beslag zou worden gehandhaafd.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat deze onterecht beslag heeft gelegd op de uitkering van klager, nu klager aan de gerechtsdeurwaarder stukken heeft gestuurd waaruit zou blijken dat de schuldeiser geen vordering (meer) heeft op klager. Voorts stelt klager dat de kosten buitenproportioneel zijn opgelopen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat k lager de hoogte van de vordering betwist. De gerechtsdeurwaarder heeft het bezwaar aan zijn opdrachtgever doorgestuurd. Daar uit het antwoord van de opdrachtgever geen verandering van diens standpunt bleek, heeft de gerechtsdeurwaarder niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm gehandeld door de executie van het dwangbevel voort te zetten.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat de kosten die de gerechtsdeurwaarder heeft berekend zijn gebaseerd op de wet en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. Het betreft hier executiekosten. Aangezien na het uitvaardigen van het dwangbevel geen betaling volgde, heeft de gerechtsdeurwaarder verdere uitvoering gegeven aan de executieopdracht. Dit heeft de kosten doen oplopen. Ook op dit punt is dus niet van tuchtrechtelijk laakbaar handelen gebleken, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat dat hij door het handelen van de gerechtsdeurwaarder is benadeeld. Klager is van mening dat de gestelde feiten in de beslissing niet juist zijn omdat de gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van een vordering die al was voldaan. Na de betekening van het dwangbevel heeft de advocaat van klager de bewijzen van betaling naar de gerechtsdeurwaarder verzonden. De gerechtsdeurwaarder heeft desondanks beslag gelegd de uitkering van klager.

6.2 Ook de kosten die de gerechtsdeurwaarder in rekening brengt acht klager buitenproportioneel. Van het doorsturen van bezwaar door de gerechtsdeurwaarder aan zijn opdrachtgever is geen sprake. De advocaat van klager heeft de gerechtsdeurwaarder nadrukkelijk verzocht om het beslag op te heffen en uit te zoeken waar die vordering vandaan komt. Ondanks deze bezwaren is de gerechtsdeurwaarder doorgegaan met de executie.

6.3 Dat de door de gerechtsdeurwaarder berekende kosten zijn gebaseerd op de wet moge zo zijn, maar de gerechtsdeurwaarder heeft executiekosten berekend en in rekening gebracht voor een vordering die niet meer bestond want alles was al betaald aan zijn opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder had dan ook geen uitvoering aan de executieopdracht moeten geven, aldus klager.

7. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft de gronden van het verzet gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De door klager aangevoerde bezwaren tegen de executie van het door het CJIB uitgevaardigde dwangbevel stuiten af op het volgende. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder de rechtmatigheid van het uitgevaardigde dwangbevel ter discussie te stellen. De gerechtsdeurwaarder is - behoudens bijzondere gevallen die zich hier niet voordoen - verplicht aan een gegeven opdracht tot betekening van een dwangbevel te voldoen. Bezwaren tegen de verdere tenuitvoerlegging daarvan had klager aan de rechter voor moeten leggen door middel van een executiegeschil. Dat de advocaat van klager van mening was dat een dergelijke procedure te kostbaar is, doet hieraan niet af. Ten aanzien van de in rekening gebrachte kosten verwijst de Kamer naar hetgeen de voorzitter in zijn beslissing heeft overwogen.

8.2 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.    De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met aanvulling van de motivering ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en

J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.