ECLI:NL:TGDKG:2013:62 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet133.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:62
Datum uitspraak: 29-10-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet133.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de ebslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 oktober 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 5 februari 2013 met zaaknummer 968.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 133.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 22 november 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 28 december 2012, ingekomen op 2 januari 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 5 februari 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van

6 februari 2013.

Bij brief van 20 februari 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 september 2013 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 oktober 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Op 22 augustus 2011 is een vonnis ten laste van klager gewezen. Op 28 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen. Hierop is tussen de gerechtsdeurwaarder en klager gecorrespondeerd over een mogelijke betalingsregeling. Met de door klager voorgestelde regelingen kon de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder niet instemmen. Op 11 mei 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager nogmaals aangemaand om aan de veroordeling te voldoen. Op 28 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag op een recht van erfpacht gelegd. Op 6 september 2012 is klager bericht dat de opdrachtgever niet kan instemmen met zijn nieuwe voorstel tot betaling. Op 26 september 2012 heeft de hypotheekhouder de executie overgenomen en klager de openbare verkoop aangezegd. Bij brief van

10 oktober 2012 is de met klager getroffen betalingsregeling bevestigd.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat het gelegde beslag op het recht van erfpacht niet in verhouding staat tot de vordering en de kosten van het beslag terwijl de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder zich niet aan zijn afspraken houdt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat d e klacht met betrekking tot de proportionaliteit van het gelegde beslag niet kan slagen. Klager heeft voldoende gelegenheid gehad om aan de veroordeling te voldoen. Van lichtvaardig beslag is dus geen sprake. Een alternatief geeft klager niet aan.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat het beslag op het recht van erfpacht inderdaad kosten met zich brengt, maar dat dat inherent is aan gedwongen tenuitvoerlegging van een vonnis. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd het niet eens te zijn met de beschikking van de voorzitter. Het vonnis is op 28 september 2011 aan klager betekend. Naar aanleiding van het vonnis had klager op 21 september 2011 al om een regeling verzocht. Daar is niet op gereageerd. Nadat een voorstel tot betaling op 31 oktober 2011 werd afgewezen, heeft klager op 1 november 2011 een nieuw voorstel tot betaling gedaan. De gerechtsdeurwaarder weigerde wederom het voorstel te accepteren. Omdat klager het totaalbedrag niet in een keer kon betalen, is de zaak blijven liggen.

Op 28 augustus 2012 is door de gerechtsdeurwaarder opnieuw beslag gelegd. Op 4 september 2012 heeft klager nogmaals verzocht om een betalingsregeling. De gerechtsdeurwaarder beroept zich er dan wederom op dat zijn cliënt de betalingsregeling niet wenst te accepteren. Nadat de gerechtsdeurwaarder een aanzegging tot openbare verkoop heeft uitgebracht, met de daaraan verbonden kosten, is uiteindelijk wel een betalingsregeling tot stand gekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager op kosten gejaagd en nimmer een brief of e-mail van zijn opdrachtgever overlegd waarin zij de betalingsregeling afwijzen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het door klager ingestelde verzet kan niet slagen. Uit de stukken blijkt dat de opdrachtgever geen betalingsregeling wilde treffen omdat de lopende termijnen door klager niet werden voldaan. Daarna wilde de opdrachtgever geen regeling meer omdat klager een gedane toezegging tot betaling van de achterstand van de servicekosten niet was nagekomen. Het al dan niet treffen van een betalingsregeling is aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Indien de opdrachtgever geen regeling wenst kan dat niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Dat de opdrachtgever uiteindelijk toch bereid was een regeling te treffen, doet hieraan niet af.

7.2 Van het maken onnodige kosten is evenmin gebleken. Tussen betekening van het vonnis en het leggen van beslag zit bijna een jaar. Dat is ruim voldoende om verdere maatregelen te voorkomen. Het leggen van beslag brengt nu eenmaal kosten met zich mee. Het was niet de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder die de openbare verkoop heeft aangekondigd, maar de hypotheekhouder.  

7.3 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met aanvulling van de motivering ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.