ECLI:NL:TGDKG:2013:60 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet52.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:60
Datum uitspraak: 29-10-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet52.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Opzettelijk gepleegde valsheid in een authentieke akte en opzettelijke schending van wettelijke procesvoorschriften? Nee, omissie gerechtsdeurwaarder. Klacht tegen 16 gerechtsdeurwaarders. Overweging Kamer met verwijzing naar jurisprudentie van het Gerechtshof waarom slechts 1 van hen als beklaagde wordt aangemerkt. De Kamer is het met verbetering van de gronden eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 oktober 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 11 december 2012 met zaaknummer 669.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 52.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 17 juli 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 21 september 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 11 december 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van

4 januari 2013.

Bij brief van 17 januari 2013, ingekomen op 18 januari 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 4 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend op het verzet.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 september 2013 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 oktober 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft een (huur)vordering op klager ter incasso ontvangen. In verband daarmee heeft de gerechtsdeurwaarder op 11, 21 en 29 april 2011 sommaties naar klager verzonden. Op 10 juni 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding aan klager betekend. Op 23 juni 2011 heeft klager zijn beklag bij de gerechtsdeurwaarder gedaan over het ten onrechte niet opnemen van zijn verweer in de dagvaarding. Op 27 juni 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klager schriftelijk medegedeeld dat hij inderdaad het verweer over het hoofd heeft gezien doch dat hij de dagvaarding niet zal intrekken. Op 4 januari 2012 is na een eerder tussenvonnis vonnis gewezen waarbij een deel van de tegen klager ingestelde vordering is toegewezen en een deel is afgewezen. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 23 januari 2012 een voorstel tot betaling gedaan. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 4 april 2012 de voorgestelde betalingsregeling aan klager bevestigd.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht beklaagt klager zich er - samengevat - over dat de gerechtsdeurwaarder in de dagvaarding onterecht geen rekening heeft gehouden met zijn verweer.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat e en gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een fout maakt, zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft uitgelegd dat de behandelaar op kantoor alleen in het systeem van opgenomen telefoongesprekken heeft gekeken en op grond daarvan heeft geconcludeerd dat klager nooit een reactie op aanmaningen had gegeven. Hoewel klager wel aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder brieven had geschreven waarin verweer werd gevoerd, welke zich in het dossier bevonden, is daarom ten onrechte in de dagvaarding vermeld dat geen verweer bekend was. Het gaat hier dus om een vergissing of omissie, maar dat is iets anders dan valsheid in geschrift. Daarvan zou sprake kunnen zijn als bewust onjuiste stellingen van feitelijke aard in een dagvaarding worden vermeld, maar dat is hier niet aan de orde. Klager is door de gemaakte fout ook niet wezenlijk in zijn belang geschaad, nu hij verweer heeft kunnen voeren bij de kantonrechter.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat de gerechtsdeurwaarder niet gehouden was om een herstelexploot uit te brengen. Het is aan de behandelend rechter om te beoordelen of en zo ja welke gevolgen aan het ten onrechte niet vermelden van verweer moeten worden verbonden.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de beschikking ten onrechte miskent dat de klachten in het klaagschrift zich richten tegen 16 (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarders, van wie de beklaagde gerechtsdeurwaarder er (slechts) één is. Ten aanzien van de overige 15 aangeklaagde gerechtsdeurwaarders is ten onrechte en in strijd met artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen uitspraak gedaan.

6.2 De beschikking maakt ten onrechte geen melding van de principale klacht, inhoudend opzettelijk gepleegde valsheid in een authentieke akte en opzettelijke schending van wettelijke procesvoorschriften.

6.3 In de beschikking is ten onrechte en in strijd met de in de procedure vaststaande feiten geoordeeld dat geen sprake is van een fout als gevolg van grote onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. De gerechtsdeurwaarders handelden immers tegen beter weten in en/of begingen een grote onzorgvuldigheid, doordat zij na te zijn gewaarschuwd door klager bij monde van een medewerker hebben geweigerd over te gaan tot intrekking of rectificatie van het valselijk althans foutief opgemaakte exploot van dagvaarding van 10 juni 2011. Bovendien betaamt het een goed gerechtsdeurwaarder niet om een valselijk althans foutief opgemaakte dagvaarding opzettelijk bij een rechterlijke instantie aan te brengen, ongeacht of sprake is van grote onzorgvuldigheden en/of handelen tegen beter weten in. De gevolgen van een moedwillig onjuiste dagvaarding, zoals misleiding van de rechter en/of bedrog jegens de processuele wederpartij, behoren niet te wijken voor de bedrijfseconomische behoeften van de gerechtsdeurwaarders, zoals het onrechtmatig (trachten te) creëren van een processuele voorsprong op de wederpartij van een klant, gemakzucht, arrogantie, kostenbesparing, falende administratieve systemen enz.

6.4 Gelet op de schriftelijke waarschuwingen van klager en de weigering over te gaan tot intrekking of rectificatie van het exploot van dagvaarding staat vast dat geen sprake kan zijn van een vergissing of omissie. De door de gerechtsdeurwaarder gegeven uitleg dat de behandelaar op kantoor alleen in het systeem van opgenomen telefoongesprekken heeft gekeken en op grond daarvan heeft geconcludeerd dat klager nooit een reactie op aanmaningen had gegeven, wordt niet betwist maar levert echter geen ontlastende maar een strafverzwarende omstandigheid op. Hieruit blijkt dat de standaardkantoorprocedure bij de gerechtsdeurwaarder een ernstig manco vertoont. De absurditeit van de veronderstelling en (standaard)werkmethode van de gerechtsdeurwaarders dat alle (vermeende) debiteuren van hun opdrachtgevers zich per definitie telefonisch (in plaats van schriftelijk of elektronisch) tot hen zouden wenden, is evident.

6.5 Anders dan in de beschikking impliciet is overwogen, is de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders ook dan tuchtrechtelijk laakbaar, indien de bewust onjuiste stellingen in een dagvaarding niet van feitelijke aard maar van juridische (of andere) aard zijn. Niet valt in te zien waarom bewust onjuiste stellingen van feitelijke aard in een dagvaarding tuchtrechtelijk wel laakbaar zouden zijn en bewust onjuiste stellingen van juridische of andere aard in een dagvaarding tuchtrechtelijk laakbaar. Het al dan niet kenbaar maken van betwisting van een vordering is immers een feit.

6.6 In de beschikking is ten onrechte geoordeeld dat klager niet in zijn belang is geschaad nu hij verweer heeft kunnen voeren bij de kantonrechter. De overweging geeft ten onrechte blijk van toepassing van civielrechtelijke in plaats van tuchtrechtelijke normen. Het geschaad-belang-criterium behoort in een tuchtrechtelijke procedure geen rol te spelen. Van belang in een procedure als deze is of de gerechtsdeurwaarders handelden als zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt, niet dat opposant uiteindelijk niet wezenlijk in zijn (civielrechtelijk-processuele) belang is geschaad.

6.7 De onjuiste, ongemotiveerde en onbegrijpelijke overweging dat de gerechtsdeurwaarder niet gehouden was om een herstelexploot uit te brengen, betekent niets minder dan een vrijbrief voor gerechtsdeurwaarders in het algemeen en voor deze gerechtsdeurwaarders in het bijzonder, om zonder enige tuchtrechtelijke sanctie de wet te overtreden en een valselijk althans foutief uitgebrachte dagvaarding in stand te laten en middels het aanbrengen daarvan tevens de behandelend (kanton)rechter te misleiden. Zulks klemt te meer gezien het wettelijk monopolie van gerechtsdeurwaarders om exploten uit te brengen. Het is nauwelijks te bevatten, laat staan te rechtvaardigen, dat het ambtsmisdrijf van de gerechtsdeurwaarders in de beschikking wordt witgewassen.

7. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft in verzet de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 Het tuchtrecht heeft tot doel in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen door toe te zien op het optreden van de individuele gerechtsdeurwaarder. Deze kan worden aangesproken voor zijn eigen handelen of nalaten of dat van anderen voor wie hij de verantwoordelijkheid draagt. Bij een tuchtrechtelijk verwijt van voldoende zwaarte kan aan hem een maatregel worden opgelegd. Met dit uitgangspunt valt niet te verenigen dat een klacht wordt ingediend tegen alle op het briefpapier van een gerechtsdeurwaarderskantoor vermelde personen zonder daarbij te vermelden wat ieder van hen wordt verweten. In dit systeem past het niet dat gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor een gedraging die weliswaar is verricht binnen de organisatie waarna zij verbonden zijn, maar waarmee zij in werkelijkheid niets te maken hebben gehad. In dat geval zou bij gegrondverklaring van de klacht het opleggen van een maatregel volstrekt zinledig en zelfs ongepast zijn (gerechtshof Amsterdam ECLI: NL: GHAMS:2013:2708).

8.2 Dat de overige aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders verantwoordelijk zijn omdat zij -in de ogen van klager- als ambtsdragers het kantoor exploiteren dat de correspondentie met klager heeft gevoerd, de dagvaarding hebben uitgebracht en de gerechtelijke procedure tegen klager hebben gevoerd en beroepshalve hebben in te staan voor het laakbare handelen van een van hun medewerkers, kan in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen geen stand houden.

8.3 Het is juist dat kandidaat-gerechtsdeurwaarder [     ] de dagvaarding in kwestie heeft betekend. De kandidaat is toegevoegd aan gerechtsdeurwaarder [     ] en is ook op zijn kantoor werkzaam. De voorzitter heeft daarom terecht deze gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt.

8.4 Dat de beschikking van de voorzitter ten onrechte geen melding maakt van de principale klacht, inhoudend opzettelijk gepleegde valsheid in een authentieke akte en opzettelijke schending van wettelijke procesvoorschriften, berust op een onjuiste lezing van de beschikking. De voorzitter heeft beknopt en zakelijk weergegeven vermeld waar het in deze zaak om draait. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht overwogen dat van valsheid in geschrifte geen sprake is. Van enige moedwillig onjuiste dagvaarding is niet gebleken.

8.5 Dat sprake is van een standaardwerkwijze op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is door hem gemotiveerd weersproken en is ook anderszins niet gebleken.

9. Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter daarom terecht geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. Nu de Kamer - zij het op andere gronden dan de voorzitter - tot dezelfde beslissing komt als de voorzitter, zal de Kamer het verzet met verbetering van de motivering ongegrond verklaren.

10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.