ECLI:NL:TGDKG:2013:45 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet604.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:45
Datum uitspraak: 30-07-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet604.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Beslag op roerende zaken. Binnentreden woning. Klagers stellen – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder zowel te snel als lichtvaardig en willekeurig gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot binnentreden. De Kamer is het met de voorzitter eens dat dit niet het geval is. Verzet ongegrond verklaard.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 juli 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 26 juni 2012 met nummer 239.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 604.2012 ingesteld door:

[     ] en [     ],

wonende te [     ],

klagers, verschenen bij klaagster,

tegen:

[     ],

kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ] (hierna: de gerechtsdeurwaarder),

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 9 juli 2012 aan klagers verzonden.

Op 20 juli 2012 is het tegen de beslissing van de voorzitter gerichte verzetschrift bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 juni 2013. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klagers hebben verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van deze beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft na daartoe verlof te hebben gevraagd en verkregen van de voorzieningenrechter te [     ], conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak en de inboedel van klagers. In dat kader is de gerechtsdeurwaarder op 11 maart 2011 de woning van klagers binnengetreden, in aanwezigheid van een hulpofficier van justitie en een slotenmaker. Klagers en de gerechtsdeurwaarder hebben hierover nadien gecorrespondeerd.

4. De gronden van het verzet

Klagers herhalen in verzet op daartoe aangevoerde gronden – samengevat – dat zij van mening zijn en blijven dat het binnentreden disproportioneel en onnodig was.

5. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stellen klagers – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder zowel te snel als lichtvaardig en willekeurig gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot binnentreden. Zij beklagen zich erover dat is binnengetreden op een tijdstip (10.00 uur in de morgen) dat verwacht mocht worden dat zij niet thuis waren.  Klagers menen voorts dat de gerechtsdeurwaarder had moeten laten meewegen dat met de overwaarde van het huis de vordering kon worden voldaan. Daarom had hun huisrecht zwaarder moet wegen, aldus klagers.

6. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4.3 Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet rust op een gerechtsdeurwaarder een zogenoemde ‘ministerieplicht’. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder wettelijk verplicht is om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling zoals hier het leggen van conservatoir beslag. Uit het verweerschrift van gerechtsdeurwaarder blijkt dat hij de opdracht had gekregen om zowel conservatoir beslag op de onroerende zaak als op de inboedel te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft kennelijk zijn afweging gemaakt mede in het licht van de hem gegeven opdracht. Immers ook de hulpofficier van justitie bij wie de deurwaarder zich heeft vervoegd zal, net als de deurwaarder op basis van onder meer artikel 444, eerste lid Rv, moet doen, moeten beoordelen of het in redelijkheid nodig is om binnen te treden en of dat binnentreden binnen redelijke grenzen geschiedt. Indien de hulpofficier van justitie tot het oordeel komt dat het door de deurwaarder voorgenomen binnentreden zonder toestemming van de bewoner in redelijkheid niet nodig is, dient dit achterwege te blijven. Kennelijk heeft deze beoordeling er niet toe geleid dat geen medewerking aan het binnentreden kon worden verleend. Nu de beslaglegging is uitgevoerd tezamen met een Hulpofficier van Justitie, kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten lichtvaardig en willekeurig gebruik te hebben gemaakt van zijn bevoegdheid tot binnentreden.

4.4 Of een woning voldoende overwaarde heeft, kan niet door de gerechtsdeurwaarder worden beoordeeld.’

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1       De Kamer is gelet op het navolgende van oordeel dat de door klagers in verzet aangevoerde gronden er niet toe kunnen leiden dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven.

7.2       Zoals de voorzitter heeft overwogen rust op de gerechtsdeurwaarder in een situatie als hier een ministerieplicht. Anders dan klagers betogen, behoefde de gerechtsdeurwaarder hier geen afweging te maken tussen het belang van de vordering en de waarde van de beslagen zaak of zaken.

7.3       Hoewel het binnentreden van een woning buiten aanwezigheid van de bewoners inderdaad een enorme inbreuk betekent, is dat bij een conservatoir beslag op roerende zaken gerechtvaardigd. Indien anders zou worden gehandeld bestaat er immers een risico dat roerende zaken aan het beslag worden onttrokken. Dat de gerechtsdeurwaarder de beslaglegging om 10.00 uur heeft doen plaatsvinden is niet klachtwaardig.

8.         Op grond van voorgaande is de Kamer van oordeel dat het verzet ongegrond moet worden verklaard, zodat wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn ,  leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.